[Broek, Isfridus van den]
BROEK (Isfridus van den), geb. te Helmond 1685, overl. in de abdij van Postel 1 Sept. 1744. Hij deed waarschijnlijk zijn aanvankelijke latijnsche studiën te Gemert, werd 21 Sept. 1708 te Postel in de orde der Norbertijnen ingekleed en legde daar 8 Sept. van het volgend jaar de kloostergeloften af. Spoedig ontving hij nu de kleinere wijdingen, die van subdiaken en diaken en werd in Maart 1710 priester gewijd. 1 Jan. 1713 trad hij in de abdij op als lector in de theologie tot 27 Febr. 1719. Hij vertrok nu als kapelaan naar Arendonck, doch hervatte 13 Febr. 1721 zijn theologische Iessen weer, totdat hij 30 Jan. 1722 als pastoor van Helmond werd aangesteld, waar hij 15 dagen later werd ingehaald. Hij bleef hier de pastorale bediening waarnemen, totdat hij door de stemming zijner medebroeders als abt van Postel werd aangewezen. Deze benoeming werd 8 April 1726 door koningin Maria Elizabeth bekrachtigd. Den laatsten April aanvaardde van den Broek zijn waardigheid en werd door Franciscus Panhuysen, abt van Averbode, met volmacht van den abt van Floreffe, in het bezit der abdij gesteld. De abtelijke wijding had plaats te Luik in 1727 in het klooster van Premonstreit door den suffragaan bisschop Rossius de Liboy. Achttien jaren hield van den Broek als een voorbeeldig overste de teugels van het bestuur in handen. Hij liet enkele gedeelten aan de abdij bijbouwen en bracht eenige veranderingen in de inwendige regeling van het klooster.
De prelaat, groot minnaar van de theologische studie, heeft veel aanteekeningen achtergelaten, o.a. een handschrift van 346 blz. onder den titel: Definitiones et conclusiones practicae juxta S Thomam per modum examinis. In de eetzaal van de abdij van Postel hangt zijn levensgroot geschilderd portret.
Zie: Ign. Welvaerts: Alg. Ned. Familiebl. 1889; Noord Brab. Volksalm. 1889, 153-160; Postels Biogr. Woordenb. 46-51. Schutjes, Geschied. Bisd. 's Hert. I, 328, IV, 127.
Heeren