WELLENBERGH (Pieter), geb. te 's Gravenhage in het laatst van Dec. 1784, gedoopt aldaar 2 Jan. 1785, overl. te Utrecht 20 Mei 1855, was de zoon van P. Wellenbergh en A. van der Lely. Hij werd in 1802 élève-opzichter en in 1806 opzichter bij den waterstaat. Hem werd in 1808 de dienstkring van ingenieur te Amsterdam, omvattende de zuidelijke helft van het tegenwoordige Noord-Holland, opgedragen.
[pagina 1442]
[p. 1442]
Na de inlijving van ons vaderland bij Frankrijk werd hij bij Keizerlijk decreet van 20 Febr. 1811 tot ingénieur des ponts et chaussées benoemd, terwijl hij bij dat van 12 Mrt. d.a.v. in de 2e klasse gerangschikt werd. Hij behield toen zijn werkkring en standplaats. In 1815 werd hij ter vervanging van J. Peereboom Bz., die naar Nederlandsch Indië vertrok om daar het behoor der openbare werken te organiseeren, met voorbijgang van alle ingenieurs 1e klasse aangewezen als waarnemend hoofdingenieur in Friesland. Bij de organisatie van den Nederlandschen waterstaat in Dec. 1816 werd hij ingenieur van den waterstaat 1e klasse; eerst met ingang van 1 Oct. 1825 werd hij tot hoofdingenieur benoemd. Hij bleef hoofdingenieur in Friesland tot 1 Mei 1841, toen hij naar Groningen verplaatst werd. Met ingang van 1 Apr. 1850 werd hij op verzoek eervol ontslagen. Hij heeft van alle leden van het waterstaatskorps het langst de functie van hoofdingenieur vervuld, namelijk 35 jaren. Hij was ongehuwd.
Auteursrecht onbekend