[Wal, Eile van der]
WAL (Eile van der), Friesch dichter, geb. 28 Maart 1805 te Broek bij Joure, gest. 6 Sept. 1860 te Offingawier, was eerst ondermeester te IJlst, werd in het voorjaar van 1830 hoofd der school te Offingawier, waar hij werkzaam bleef tot zijn dood, huwde in 1831 met Ypkjen Jellema, was secretaris van een der meest bloeiende kriten van het Selskip for Fryske Tael en Skriftenkennisse en werkend lid van dat Selskip. Hij was bevriend met M.H. Reitsma, die eerst schoolmeester was te Folsgare, later eerste klerk en eindelijk secretaris van Wijmbritseradeel en met D. Hansma, Friesch kunstschilder en prozaschrijver te Sneek. Hij vertaalde in het Friesch vele gedichten van Bellamy, van Alphen, Bilderdijk en Lamennais, waarvan enkele in tijdschriften het licht zagen. Ook werden enkele gedichten afzonderlijk gedrukt, zooals: Da geunst fen Eolis by it hirdsylin, uetspritsen nei da uetdieling fen da pryzin oan da windirz, op da hird syldirzdeagen: dat weintigsta fen Rispmoana 1851 in da achtsjienda fen Rispmoana 1852, to Snits (Snits, 1852); Thorbecke oerprinte ut de Prov. Friesche Courant.
Verreweg het meeste is nog onuitgegeven en berust in manuscript bij het Friesch oudheidkundig genootschap te Leeuwarden. Van der Wal hield er een eigen spelling van het Friesch op na en achtte die zoo goed, dat zijn kinderen hem op zijn sterfbed moesten beloven zijn gedichten zonder eenige verandering te zullen laten drukken.
Zie: Forjit my net, 1912, 173 v.v.; 1913, 130 v.v.; Yn ús eigen Tael (1911), 76; Gedenkschrift ter gelegenheid van den 100sten Jaarl. Wedstrijd 20 Aug. 1913, (Sneek, 1913); Catal. der Boekerij fen 't Selscip foar Frysce Tael- in Scriflenkinnisse (Liowerd 1866) 15.
Wumkes