[Vogelsanck, Reinerus, Regnerus, Fogelsanck]
VOGELSANCK, (Reinerus, Regnerus, Fogelsanck), Cisterciënser der abdij Jerusalem of Gerkesklooster, daarna abt van het St. Odulphusklooster te Hemelum, pastoor te Burum en prior in het klooster Galilea, dan abt te Gerkensklooster en als zoodanig overl. in het begin der XVIe eeuw. Mogelijk behoorde hij tot de aanzienlijke familie Fogelsanck te Oosterwierum Toen de oude partijschappen op het einde der XVe eeuw in Friesland opnieuw begonnen te woeden, was vooral de Benediktijnerabdij van St. Odulphus, daarin betrokken. De abt Aggo voerde persoonlijk een kleinen burgeroorlog tot groote schade en schande van zijn klooster, zoodat hij met zijn eigen kloosterlingen in groote moeilijkheden geraakte. Toen zij den abt het verblijf in de abdij onmogelijk maakten, stak deze bij een oploop een der conversen dood. De abt van Gerkesklooster, Syfridus, en de abten van Oudekamp en Altenberg, die door Paus Innocentius VIII met een onderzoek over het gebeurde belast waren, oordeelden den abt Aggo, die bovendien nog goederen en kleinooden van de abdij verkocht had, onwaardig nog langer de abdij te besturen. De monniken van St. Odulphus kozen nu tot abt Reinerus Vogelsanck, Cisterciënser van Gerkesklooster, die als zoodanig door abt Syfridus werd ingesteld en door paus Innocentius VIII bevestigd door bulle 5 Juni 1492. Aggo werd gesteund door den abt Joannes van Rottum, O.S.B. die over Vogelsanck en zijne volgelingen de excommunicatie uitsprak. Reinerus scheen orde te willen brengen in den wanordelijken toestand en het beheer der abdij. Op zijn beurt verpandde en vervreemde hij hierom goederen en sieraden. Hij bewerkte te Rome, dat de Paus 13 Jun. en 3 Jul. 1493 de straffen en ban, over hem en zijne medestanders uitgesproken, ophief. Intusschen was Aggo tot geruststelling van zijn geweten en om in zijn eer hersteld te worden naar Rome gereisd. Hij wist aldaar te verkrijgen, dat andere rechters werden aangesteld voor een nieuw onderzoek, waarna hij door den bisschop van Utrecht, David, in zijne waardigheid werd hersteld, 1493. Kort hierna overleed Aggo. In zijn plaats werd de prior van Egmond, Jacobus Oudewater, tegen den zin der oudere monniken tot abt gekozen en te Utrecht gewijd. Met een begeleiding van 1000 manschappen trok hij naar Friesland. Bij zijne komst aldaar werd hij op aandrang van Reinerus Vogelsanck door den Apostolischen rechter, den abt van Lidlum, naar Sneek gedaagd. De oude monniken van St. Odulphus moesten den abt ontvangen, zwichtend voor zijn grooten aanhang. Een vergelijk werd gesloten en scheidsrechters benoemd. De vergoeding door de scheidsrechters Reinerus toegewezen werd niet voldaan, waardoor nieuwe moeilijkheden ontstonden. Vooral in 1498 deed Vogelsanck zijn rechten gelden, gesteund door Nicolaus, den abt van Gerkesklooster, zoodat abt Jacobus werd geëxcommuniceerd en met een gedeelte van zijne kloosterlingen uit Friesland moest wijken. Na een beroep op den Paus, gelastte Alexander VI den abt van Bloemkamp, den deken van St. Marie te Utrecht en den Utrechtschen Officiaal onderzoek en uitspraak te doen in het langdurig proces tusschen Reynerus Vogelsanck en Jacobus Oudewater en beval dezen van den banvloek te ontslaan, 5 Nov. 1498. Toen daarop de abt van Egmond, Henricus Wittenhorst, O.S.B., en Petrus Wiarda, O. Cist. abt van Bloemkamp als scheidsrechters optraden, kwam spoedig een bevredigende overeenkomst tot stand, Vogelsanck zag van alle aanspraken af, gaf alle brieven, privilegiën, het kloosterzegel en al wat in zijn bezit was