in 200 gezangen op psalmwijzen gestelt (Amst., 1686). Ook met Pieter Plockhoy, den later naar Amerika vertrokken Collegiant, was hij blijkbaar bekend; een klinkdicht van V. gaat vooraf aan diens merkwaardig geschriftje Kort en klaer ontwerp enz. (Amst. 1662). Een gedicht in Cornelia van der Veer's stamboek (Lauwerstryt tusschen Cath. Questiers en Corn. van der Veer, Amst., 1665 bl. 109) en een gevoeld gedicht op den dood van Antonides van der Goes (Alle de gedichten, 5de dr. Rott. 1735 bl. 41) doen vermoeden dat hij met beiden bevriend was. Met de eerste was hij tegelijk op den rederijkerswedstrijd 30 Juni 1682 door de ‘Witte Angieren’ te Haarlem gehouden. In het Soet-ruyckent Wit Angiertje (Delft 1683) treffen we een referein van hem aan, waarin hij Haarlem ‘de school myns jeugds’ noemt. Ook maakte hij een Lof- en lijekdicht over 't prijslijck leven en sterven van Jakob Feitama... gestorven in 1669 (Den koddigen opdisser, 2en druck, Amst. 1678, bl. 11-16) en schreef hij een bijbelsch treurspel Stefanus, eerste Kristen Bloedgetuyge (Amst. 1688, herdr. in 1719) met een fraaie titelprent van Jan Luiken versierd. De bibliotheek van de Maatsch. der Ned. Letterkunde bewaart, in handschrift uit later tijd, een gedicht van hem: Dankoffer over de heilzame verlossinge des gewetendwangs... verworven door Willem III. Er moet een afbeelding van hem hebben bestaan, want in Jan Soets reeds bovengenoemde Digt-kunstige Werken (blz. 256) treffen we een gedichtje aan: Op d'afbeelding van Karel Verloove.
Zie: Oud Holland I, 199; C.B. Hylkema, Reformateurs II (Haarl. 1902) 103; G. Kalff, Geschiedenis der Nederl. Letterk. IV (1909) en V (1910) pass.; Knuttel, Pamfletten nos. 8668 en 14180.
Ruys