28 Aug. 1504 tot 34sten abt van Tongerloo gekozen.
Terstond na zijn benoeming beijverde de abt zich de kloostertucht te bevorderen en sloot daartoe 6 Juli 1508 met de kloosterlingen een nieuwe overeenkomst, die stipt werd nageleefd. Ter bevordering van de wetenschap zond hij velen zijner onderhoorigen naar verschillende universiteiten en was hij een der voornaamste aanleggers van de later zoo beroemd geworden kloosterbibliotheek. Door zijn zorg werden verschillende bouwwerken uitgevoerd: in 1514 werd een afzonderlijke kerk gebouwd voor de parochie, en tusschen 1508 en 1524 werden de respectieve panden van het klooster vergroot en bijgebouwd. Tijdens het bestuur van Tsgr. had de abdij meermalen van plundering te lijden. In 1511 vielen de Gelderschen de abdij binnen en de prelaat vluchtte te paard naar Herenthals. Den 27en September van dat jaar ontving hij van landvoogdes Margaretha, als zaakgelastigde van de prelaten, waartoe hij 4 April was aangesteld, een uit 's Hertogenbosch geschreven brief, met het bevel om gelden voor de verdediging bijeen te brengen. 4 Nov. 1523 werd het klooster door Namensche soldaten geplunderd en in 1529 leed het groote verliezen door een geweldigen watersnood.
Bijzondere moeilijkheden veroorzaakte Tsgr. het verbod van Karel V omtrent de uitbreiding der abdijgoederen en de inmenging, die de vorst zich wilde aanmatigen in de benoeming van de abten. Vooral de abt van Tongerloo trad met moed en kracht hiertegen op in het algemeen belang der kloosterlingen. Hierdoor verbitterd, legde het staatsbestuur beslag op de goederen der abdij, en landvoogdes Margaretha stelde aan den keizer voor de abten van Tongerloo en Park op te lichten en uit het land te voeren. Deze oneenigheden werden in 1527 weer bijgelegd. Onder deze geschillen kreeg de abt van Karel V in een brief van 23 Oct. 1529 toestemming een hulpabt met recht van opvolging aan te stellen. Daartoe werd Joh. Huysmans gekozen en na diens dood (1525), 16 April van het volgend jaar, Arnold Streyters. Deze laatste nam bij den dood van Tsgr. zonder eenigen tegenstand het bestuur in handen. De overleden prelaat werd door zijn secretaris en rentmeester hoog geprezen om zijn ijver, moed en schranderheid. Hij werd in de kloosterkerk begraven, waar een koperen grafplaat den naam en de verdiensten vermeldt van een der voortreffelijkste abten, die Tongerloo bestuurden.
Zie: Fr. Waltman van Spilbeeck, De abdij van Tongerloo 283-304; Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenbosch I, 253.
Heeren