Stork was in Overijsel reeds zoo bekend geworden als een geniaal man van zaken, dat hij in 1867 door de Staten dier provincie tot lid der Eerste Kamer gekozen werd. Hij is dit gebleven tot 4 Juni 1895, toen hij om gezondheidsredenen zijn ontslag nam. In de Eerste Kamer luisterde men steeds met aandacht naar zijne even heldere als zakelijke adviezen. Hij heeft den vrijhandel zijn geheele leven hoog gehouden.
Stork bleef ook later te Oldenzaal, waar hij in andere zaken geïnteresseerd was, wonen. Hij vertrok dagelijks tot kort voor zijn overlijden zoo vroeg uit deze plaats, dat hij voor het begin van het werk op de fabriek te Hengelo was.
Langzamerhand breidde zich de werkkring der machinefabriek uit. In 1869 werd de eerste ketelmakerij, in 1877 de eerste bootmachine gebouwd, in 1878 verwierf de firma een gouden medaille voor een harer stoommachines op de wereldtentoonstelling te Parijs.
In 1869 geraakte de firma C.T. Stork & Co., die veel katoenen goederen naar Nederlandsch Indië verzond, wegens eene crisis aldaar in geldelijke moeilijkheden. Zij is deze vooral te boven gekomen door de adviezen en de krachtige hulp van Mr. M. Mees, lid der firma R. Mees & Zoonen te Rotterdam, die tot zijn overlijden in 1917 voorzitter van commissarissen der commanditaire vennootschap Gebr. Stork & Co. was.
In de volgende jaren was de weefgoederenfabriek tot grooten bloei gekomen, de machinefabriek ging slechts zeer langzaam vooruit, zoodat het jaren duurde voor zij de moeilijkheden, aan het beginnen eener nieuwe industrie verbonden, te boven kwam.
In 1880 werd op advies van T.F. van Vloten, vroeger bij Gebr. Stork werkzaam, een ketel voor een suikerfabriek op Java besteld. Het bleek toen, dat in deze richting een ruim veld voor werk van de firma op Java lag. Zij zond in 1883 den werktuigkundig ingenieur F. Drayer naar Indië met het oog op mogelijke levering van stoommachines en ketels. Het bleek langzamerhand, dat er allerlei andere werktuigen in de suikerindustrie noodig waren, en zoo heeft de firma Gebr. Stork & Co., die niet schroomde op eigen risico ook nieuwe werktuigen in te voeren, een belangrijk aand eel verkregen in de levering van nieuwe machinerieën, waaraan de zich steeds vernieuwende, vooruitstrevende Javasuikerindustrie behoefte had. Zij heeft zich, daar zij zeer vele inrichtingen voor suikerfabrieken op Java, met ketels, machines, centrifuges, verdamptoestellen, moleninstallaties enz. geleverd heeft, in deze een welverdienden naam voor de Nederlandsche industrie verworven. De eerste grootere installatie werd in 1887 naar Java gezonden.
Op het gebied van zorg voor de arbeiders was Stork een baanbreker. Na reeds vroeger in deze richting werkzaam geweest te zijn, richtte zijne firma in 1881 een pensioenfonds op, dat met een reeds bestaand ziekenfonds vereenigd werd en dat in latere jaren werd uitgebreid tot de ‘Vereeniging tot behartiging der belangen van het personeel’, in het bestuur waarvan ook zijne beambten en zijne arbeiders hunne vertegenwoordigers kiezen. Drie van de acht leden worden door de firma aangewezen, de overigen door het personeel. Naast de vereeniging tot voorzorg, later een onderdeel daarvan, werd een adviseerend lichaam, de ‘Kern’, ingesteld, waarin de werklieden en beambten een aantal afgevaardigden verkiezen. Dit lichaam is thans onderverdeeld in besturen van de verschillende fabrieks-afdeelingen. De verslagen der ‘kernvergadering’, uit de besturen der afdeelingen met de leden der firma en eenige