Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1273]
| |
zijn vaderstad en kwam daarna aan het seminarie der Remonstranten te Amsterdam. In 1770 werd hem toegestaan, dat hij na afgelegd examen niet naar Frederikstad zou behoeven te gaan als predikant. 8 Juni 1774 werd hij proponent en nam 8 Aug. 1775 het beroep naar Schoonhoven aan, waarmede toen Nieuwpoort gecombineerd was. In 1787 werd deze vereeniging weer ontbonden en Nieuwpoort met Gorinchem gecombineerd. Stolker was met vrucht in zijn gemeente werkzaam, maar stond ook vooraan in den politieken strijd zijner dagen. Gelijk meer predikanten in dien tijd stond hij vooraan in de rijen der Patriotten. Het gevolg daarvan was, dat hij in 1787 het land moest ruimen na de restauratie van Willem V. Hij behoorde tot de predikanten, die ‘na de onverwachte omwenteling der publieke zaken in Sept. 1787 de woede en bitterheid van eene onberadene menigte ondervonden hadden, zoodat hunne veiligheid volstrekt vorderde, dat zij zich door spoedige vlucht van hunne gemeenten afzonderden.’ Stolker verzocht daarom ‘salvo honore’ ontslag uit den dienst van zijn gemeente. Hij vestigde zich te Brussel, waar hij voor de Remonstrantsche ballingen in Mei 1788 preckbeurten begon te houden. Hij deed daar pogingen om alle Nederlandsche Protestanten in het buitenland op den grondslag van het Remonstrantisme te vereenigen; deze poging mislukte. Door de Brabantsche troebelen werd de Brusselsche gemeente in 1790 verstrooid; Stolker keerde naar Nederland terug, waar hij nu veilig kon vertoeven. Hij had in 1786 wegens voortdurende ongesteldheid bedankt voor Amsterdam, maar nu nam hij 16 Aug. 1790 het beroep naar Rotterdam aan. In hetzelfde jaar kwam hij in aanmerking voor het professoraat der Broederschap; toen werd echter Konijnenburg benoemd. Lange jaren heeft Stolker de Remonstrantsche gemeente te Rotterdam gediend; 16 Febr. 1826 verkreeg hij eervol emeritaat. Stolker is vooral bekend gebleven als onderzoeker van de geschiedenis der Remonstranten; vooral is zijn verdienste geweest het verzamelen van bronnen. Zeer veel stukken zijn door hem verzameld, nog meer afgeschreven. Zoo kwam hij langzamerhand in het bezit van een groot historisch materiaal, dat door zijn weduwe aan de Rotterdamsche gemeente is aangeboden en door haar nog in haar bibliotheek wordt bewaard (vgl. Rogge en Tiele, Catalogus van handschriften op de bibliotheek der Remonstrantsch-Gereformeerde gemeente te Rotterdam; Amst. 1869). Naast dezen verzamelarbeid heeft Stolker niet zeer veel gepubliceerd. Achtereenvolgens gaf hij, behalve eenige brochures uit Hugonis Grotii epistolae sex ineditae (L.B. 1809) Gedachtenis van Jacobus Arminius (Leyden 1809); Prins Maurits van Nassau geenszins de vijand, zijn broeder Frederik Hendrik de vriend der Remonstranten (Rotterdam 1827). Ypey viel hij aan in zijn werk Onontbeerlijke bijlage tot de geschiedenis der Christelijke kerk in de achttiende eeuw. In drie brieven.... over de geschiedenis der Remonstranten (Leyden 1810). Dat hij zich soms op geheel ander gebied bewoog, bewijzen de volgende publicatiën: Belang van Gelderland, Utrecht en Holland bij het afsluiten van de Lek en de geschiedenis van die rivier (Amst. 1809) en zijn beantwoording van een prijsvraag van het Bataafsch Genootschap Over een aannemelijk en uitvoerlijk plan voor het daarstellen eener duurzame inrigting tot het doen van regelmatige metereologische waarnemingen.... (Rotterd. 1826), die met goud werd bekroond. Stolker huwde 20 Maart 1817 met Cornelia Muys, geb. te Rotterdam 23 Oct. 1789, die hem overleefde. | |
[pagina 1274]
| |
Zie: Glasius, Godgel. Ned. in voce; Archief voor Ned. kerkgesch. V, 11 vlg.; Rogge en Tideman, De Rem. Broederschap. Biogr. naamlijst (2e dr.) 46, 49, 56 vlg., 106 vlg., 114 vlg., 164, 185, 209, 217, 264, 284, 351, 369, 429 vlg., 456. Brugmans |
|