[Sonstral, Johannes Hendrik]
SONSTRAL (Johannes Hendrik), predikant en letterkundige, geb. 9 Apr. 1800 te Amsterdam, overl. 25 Mrt. 1872 in den Helder. Zijn vader was een Zweed, afkomstig uit Gothenburg; zijn moeder heette Johanna Bagge, Reeds als kind van drie jaar verloor hij zijn vader, zoodat het werk zijner opvoeding bijna uitsluitend aan de moeder ten deel viel. Na het gewone lager onderwijs te hebben afgeloopen, bekwaamde Johannes Hendrik zich door eigen studie en met buitengewonen ijver verder, leerde met behulp van privaatlessen oude talen en slaagde er in, Sept. 1819, als student aan het Athenaeum Illustre zijner geboortestad te worden toegelaten. Drie jaar later legde hij het candidaatsexamen tot den H. Dienst af en nog in het zelfde jaar 1822 werd hij proponent bij het kerkgenootschap der Hersteld Evang. Luthersche gemeente. Aanvankelijk te Medemblik in dienst getreden, werd hij in 1827 tot predikant bij de nieuwe gemeente aan den Helder benoemd, waar hij tot zijn dood gebleven is. IJverig prediker, was Sonstral een ijverig schrijver bovendien. Ontelbaar zijn de bijdragen door hem in de godgeleerde en letterkundige tijdschriften dier dagen geschreven. Men vindt ze voor een deel vermeld in onderstaand levensbericht.
Van zijn afzonderlijke geschriften noemen wij: Nederland, vereenigd met Oranje, groot in rampen (1831); De hooge feesten des Christendoms (1832); Gregoor VI of de strijd tusschen kerk en Staat. 2 dln. (1838); Oranje's wederkomst (1838); Drie dagen in den kerker of de misdaad en bekeering van Johannes Meide (1842); Losse bladen uit de jaarboeken van het Godsbestuur. 2 dln. (1850-53); Tafereelen uit de geschiedenis van het Protestantisme vóór de Hervorming. 2 dln. (1857); Verlossing van Nederland in verband met den Vrijheidsstrijd der volken van Europa in 1814 en 15 (1863); Jaarboeken van het Godsbestuur. Algemeene geschiedenis van de schepping der aarde tot op onzen tijd. 4 dln., in medewerking met H.J. van Lummel (1865-70); De oorlog van 1870 de aanvang van het Godsgerigt (1871).
Sonstral was gehuwd, sedert 1829, met Johanna Charlotte Uhlenbroek, die hem tien kinderen schonk.
Hij was lid van de Maatsch. der Ned. Letterkunde te Leiden, van het Prov. Utr. genootschap v.K. en W. en van nog menige andere vereeniging.
Zie: Levensber. Letterk. 1872, 151.
Zuidema