[Ruytinck, Simeon (1)]
RUYTINCK (Simeon) (1), Ruyting, Rutinck, Ruytingius, Rutingius. geb. te Norwich in Engeland, gest. 3 Jan. 1621 te Londen. Hij was een zoon van Jan Ruitinck, secretaris van Gent, en Jacqueline van Rijckegem, dochter van Mr. Gerrit van Rijckegem, rentmeester van den graaf van Egmond te Sottegem. Om de godsdienstvervolging vluchtten zijn ouders van Gent naar Norwich. 27 Juni 1573 waren ze daar reeds, want op dien datum komt zijn vader er voor als ouderling bij de nederlandsche vluchtelingenkerk. Door het houden van een school, waar o.a. ook het fransch werd onderwezen, voorzag deze in zijn onderhoud. Juli 1577 schijnt men hem van Londen uit te hebben aangemoedigd om zich voor het predikambt te gaan voorbereiden. Maar om verschillende redenen heeft hij aan dien aandrang geen gehoor gegeven. Is hij dezelfde Jan Rutynck geweest, die 3 Nov. 1579 secretaris van Vlissingen is geworden, na eerst een poos adjunct-secretaris dier stad te zijn geweest? vgl. Jaarverslag betreffende het archiefwezen ... der Gemeente Vlissingen, over 1915, blz. 2). In allen gevalle is hij later naar Londen gegaan, waar hij in 1620 nog leefde.
Simeon Ruyting was oorspronkelijk niet voor de studie bestemd. In 1593 werd hij naar Rotterdam gezonden, om bij een koopman te worden geplaatst. Maar Josia Wybo, hoofd eener school aldaar en schoonzoon van meester Jan Ruytinck, die een goeden aanleg in hem opmerkte, wist toen te maken dat hij naar Leiden werd gezonden. Als alumnus der vluchtelingenkerk te Londen werd hij daar 14 Dec. 1594 ingeschreven. 1599 ging hij vandaar naar Genève (ingeschreven 28 Mei 1599). 29 Nov. 1601 werd hij predikant te Londen, wat hij tot zijn dood gebleven is.
Van zijn hand zijn de volgende geschriften: Gheschiedenissen ende Handelingen van de Nederduytsche natie ende Gemeynten, wonende in Engelant en in 't bijsonder tot Londen, later door Caesar Calandrinus en Aemilius van Culenborgh voortgezet en in 1873 in de Werken der Marnix-vereeniging S III D I gedrukt; Gulden legende van de Roomsche kercke: mitsgaders hare Heylichdommen ende Aflaten aan den Toetssteen der Waerheyt beproeft (Londen 1612); Jeanne Pausinne, van Romen: bekent ghemaeckt; door de tsamensprake van een Protestant ende Papist Tot wederlegghinghe van Robert Bellarmin, Caesar Baronius, Florimond Raemond en andere papistische schrijvers (1615; pamflet Knuttel no 2216; vgl. Werken der Marnix-vereeniging S III D I, 313; er is ook een Latijnsche uitgave van verschenen); Levensbeschrijving van Emanuel van Meteren, gedrukt achter in de laatste editie van diens beroemd geschiedboek (Werken der Marnix-vereeniging S III D I, 274, 275); Harmonie der Nederlandsche Synoden, gevoegd achter Festus Hommius, Monster van de Nederlandsche verschillen (1618; pamflet Knuttel no. 2718, 2719; cf. Werken der Marnix-vereeniging S III D I, 323, 394); dit werkje is zeer opmerkelijk, omdat het het eerste geschrift na het Convent te Wezel (1568) is geweest, waarin deze vergadering wordt genoemd); Heilsame bedenckingen op Christo lijden; Vonnisse tegen Teerspel en Troefspel. In handschrift bleef: Kerkelijke oeffeningen en Instellingen der Nederlandsche Gemeente tot Londen. Het werk Monster der Roomschen Afgoderije.... door Simeon Ruytinck, nu voor het
tweede mael tot dienst dezer Nederlanden uytgegeven, vermeerdert, ende