[Rienderhoff, Frans]
RIENDERHOFF (Frans), geb. 1823 te Enkhuizen, overl. 8 Juni 1879 te Rotterdam. Hij genoot zijne medische opleiding aan de militair-geneeskundige school te Utrecht en nadat hij als officier van gezondheid gedurende enkele jaren op andere plaatsen werkzaam was geweest, werd hij gedetacheerd te Utrecht en daar aangesteld tot leeraar aan dezelfde school. Gedurende zijne werkzaamheid aldaar promoveerde hij te Leiden tot doctor in de geneeskunde, 28 Febr. 1852, op een proefschrift: De venae-sectionis utilitate in pneumonia genuina, en op 4 Nov. 1852 tot art. obst. doctor. 27 Juni 1865 werd hij benoemd tot geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan den Coolsingel te Rotterdam en op 25 Jan. 1866 aanvaardde hij het lectoraat in de geneeskunde aan de klinische school aldaar met eene rede: Over aard, wezen en omvang van de geneeskundige kliniek in den tegenwoordigen tijd. Deze betrekking heeft hij slechts korten tijd bekleed, daar de school nog in den loop van dat jaar werd opgeheven. Daarna gaf hij wel officieel geen lessen aan het ziekbed meer, maar, daar hij zich bereid verklaarde candidaten in de geneeskunde voor te lichten en te doen genieten van het ruime materiaal, beschikbaar in het onder zijn beheer staande ziekenhuis, bracht hij gedurende tal van jaren veel bij tot de ontwikkeling der aanstaande geneeskundigen. Hij trad op als mede-redacteur van Het Repertorium, Tijds. v.d. Geneesk. in al haren omvang 1847-1854, I-VII. Verder zag van hem het licht: S. Wright, Het speeksel uit een physiologisch, diagnostisch en therap. oogpunt beschouwd. Uit het Hoogd. vert. (Amersf. 1846); Joh. Müller, Handboek der physica en meteorologie. Uit het Hoogd. (Amersf. 1848, 1ste ged.); Bijdrage tot de
toxo-dy-