werd hij in 1579 tot haar blijvenden scriba aangesteld, maar tevens werd hem in Jan. 1587 door haar opgedragen een formulier voor ondertrouw en 4 April 1588 een gebed voor de proponenten op te stellen. Behalve met zijn ambtelijk werk heeft de Raedt zich ook nog beziggehouden met het vertalen van verschillende boeken. Zeker van hem afkomstig is een vertaling van het uittreksel van Calvijns Institutie, dat G. Delauney had gemaakt; ze verscheen onder den titel: Kort begrip der Institutie ofte onderwijsinghe der Christelijcker Religie door Joris de Raed van Nieukerke, Dienaer des Godlicken Woorts in Zuyd- Beverlant (Amst. 1594), werd door den auteur opgedragen aan den magistraat van Vlissingen en is herhaaldelijk herdrukt. Waarschijnlijk moeten evenzeer aan hem worden toegeschreven de vertalingen van Historie van de Spaansche Inquisitie (1569 vermoedelijk te Norwich verschenen, met een voorrede van Petrus Dathenus) (II kol. 367) en Guy de Brès, Wortel en oorsprong der wederdooperen (1565), van welke beide werken de vertaler zich alleen aanduidt met de letters J.D.R.; terwijl het mij niet uitgesloten lijkt dat we ook bij: Een seer nuttighe waerschouwing he van het groot profijt.... indien een register ghemaect werde van alle de lichamen ende Reliquiën der Heylighen.... door den vromen.... Johannem Calvinum ende nu.... overgheset door eenen Dienaer des Woorts in Zuyd-Beverlant (Antw. 1583) aan hem moeten denken.
Een andere Georgius de Raed heeft ongeveer een eeuw later geleefd; vermoedelijk was deze een kleinzoon van den genoemde. Waarschijnlijk geboortig uit Goes (hij heet in het album academicum van Utrecht Goesa-Zelandus), studeerde deze te Utrecht (ingeschreven in 1647) en is vervolgens predikant geweest te Zaamslag (31 Juli 1651-53), West-Souburg (1653-57) en Vlissingen (1657 tot zijn dood, 3 Juni 1667). Aanhanger van de Voetiaansch-Teelinckiaansche richting was hij zeer geliefd; op zijn catechisaties kwamen soms wel tot 1500 à 1600 menschen.
Hij is tweemaal getrouwd geweest, eerst met Maria Feys uit Vlissingen, in 1656; later (in 1659) met Jacoba Blondel van Middelburg. Kinderen liet hij niet na. Zijn weduwe hertrouwde Dec. 1678 met Josephus le Gouche, predikant te Stavenisse. Van zijn hand verschenen de volgende werken: Catechisatie van de erfsonde.... uitgebreyd soo ten aensien van kennisse als van practijcke en reghte belevinge deser stucken (Vlissingen 1655); Bedenckingen over den Guineeschen slaefhandel der Gereformeerden met de Papisten (Vliss. 1665); Het verbond Gods gemaeckt met Adam in het Paradijs (Vliss. 1672); Sekerheyt des Sabbats en desselfs reghte belevinge (Vliss. 1673); Korte verhandelinge over het spelen met het Ticktack-berd, toonende het quaet van dat spel enz. (Vliss. 1674); Excercitatio de scripturarum interprete, in qua adstruitur gloria Dei Spiritus Sancti (Vliss. 1670); Het cabinet der Godsaligheyt .... in 16 Predicatiën over 2 Petri 1:10 .... door Mr. Christophorus Love.... uit het Engels vertaelt door B. Reyniersen (Middelb. 1659) met Aenspraecke d.d. 3 Nov. 1657 van Georgius de Raad van de Gemeente van Vlissingen.
Zie: Biographie nationale de Belgique in voce De Raedt; H.Q. Janssen en van Dale. Bijdragen tot de geschiedenis.... van.... Zeeuwsch-Vlaanderen II (Middelb. 1857) 294, 295; Glasius, Godgeleerd Nederland in voce; E.W. Moes, De Amsterdamsche Boekdrukkers III (Amsterdam 1910) 323; G. Vrolijkhert, Vlissingsche kerkhemel (Vlissingen