Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Putten, Nicolaas van]

PUTTEN (Nicolaas van) was de oudste zoon en opvolger van heer Nicolaas van Putten, die tusschen Dec. 1275 en April 1276 overleed. In stukken van 1276 tot 1284 komt hij voor als ‘het kint van Putten.’ In de Dordtsche Rekeningen van 1284-87 wordt genoemd de ‘monbare’ (voogd) van Putten. Hij huwde in 1290 met Aleid, dochter van heer Willem van Strijen, door wie hij, na den dood van haar broeder Willem in 1295 de heerlijkheid Strijen verkreeg. Nicolaas van Putten had veel betrekkingen met de stad Dordrecht, maar stond ook zeer in de gunst bij graaf Floris V. In 1295 was hij te Parijs en hielp daar het verdrag sluiten ten behoeve van Frankrijk en Engeland, dat voor graaf Floris zoo noodlottig werd. Na den moord op dien graaf vervolgde hij mede diens moordenaars en kweet zich dapper in den strijd met Vlaanderen in 1304, door Dordrecht tegen de vijanden te beveiligen en de Vlamingen en Brabanders uit Zuid-Holland te verdrijven. In 1308 werd hij beschuldigd van heulen met de Brabanders en in de gevangenis geworpen, doch, na een verklaring van zuivering van die zijde, weer ontslagen. In October 1311 was hij veldoverste van den bisschop van Utrecht bij de verdediging van Vollenhove tegen de Stellingwerver Friezen. Hij overleed 27 Oct. 1311 en werd te Geervliet in het koor der kerk in een fraaie graftombe begraven. Zijn jongere broeder Simon, heer van Markenburg, is de stichter van Simonshaven. Heer Nicolaas had

[p. 1102]

geen zonen, wel drie dochters: Beatrix huwde eerst met Hugo van Sotteghem, burggraaf van Gent, gest. 1322, en daarna met Guy van Vlaanderen, heer van Richebourg, gest. vóór Nov. 1346; Oda huwde Willem, heer van Hoorne, Altena enz. en overleed vóór 1322; Aleid huwde met Boudewijn van Praet en komt na haar zuster Beatrix in 1354 voor als vrouwe van Putten en Strijen; zij overleed vóór 19 Oct. 1361. Alleen Oda had afstammelingen, die na dien tijd als bezitters van Putten en Strijen voorkomen.

Zie: Werken der Maatsch. der Ned. Lett. V; Ramaer, Geogr. Gesch. van Holl. 197-201; Verslag Prov. Zuidholl. Arch. Comm. 1907, 4.

van Dalen