en kwam 30 Mei wederom in het vaderland. Doch niet lang vertoefde hij hier; 30 Oct. 1807 vertrok hij naar Ned. Oost-Indië en landde 4 April 1808 te Batavia. In Dec. d.a.v. begaf hij zich naar Semarang, waar hij een parochie stichtte. Na den dood van Jacobus Nelissen nam hij het bestuur der missie waar, totdat hij in het einde van 1818 benoemd werd tot Praefectus Apostolicus. Hij bleef te Samarang tot 5 Juli 1828, toen hij zich te Batavia vestigde. Door den zwaren arbeid in de tropen was zijn gezondheid zoozeer geschokt, dat hij 5 Febr. 1830 naar het vaderland terugkeerde, waar hij 29 Nov. 1831 ontslag kreeg uit den Indischen dienst. In 1832 werd hij pastoor te Almelo, vroeg en verkreeg eervol ontslag in 1836 en vestigde zich eerst te Delden en daarna te Rietmole.
Zie: De Katholiek 1908, I, 257 vlg.; J.H.v.d. Velden, De R.K. Missie in Ned. Oost-Indië 1808-1908, 28-47.
van der Heijden