druk 1752); Gustavus, naar 't Fransch van A. Piron (1761); Izaak, of de afschaduwing des Heilands, een berijming van de prozavertaling, die Johann Christian Cuno in 1665 gegeven had van de ‘Isacco figura de Redentore’ door Pietro Metastasio, pseud. voor Trapassi (Utrecht 1783); Het onbewoonde eiland, naar The desert island van Arthur Murphy (Utrecht 1783). Deze laatste twee treurspelen, die, naar 't schijnt, nooit vertoond zijn, werden herdrukt in zijn Nagelaaten Poëzy (Amst. 1784). In 1774 had hij te Amst. reeds een bundel Poëzy het licht doen zien. Van zijne gedichten, zijn er enkele algemeen bekend geworden en gebleven o.a. het lied ‘Op de Vriendschap’, het hekeldicht op ‘De Nieuwjaarsdag’ (1777) in den trant van v. Effen ‘Spectator’. In dit laatste geschrift leverde hij ook eenige bijdragen. In het Pan Poëticon werd door M. de Roode een door Quinkhard geschilderd portret geplaatst, waarvoor o.a. Feitama in Herfstm. 1735 een bijschrift maakte. Ook Pothoven heeft zijn portret geteekend, waarvoor J. Nomsz een bijschrift gaf in 1761.
Voor zijn Poezy is een portret opgenomen, door W. Jos. Laquy geschilderd en door J. Houbraken gegraveerd 1774.
Zie: Jonckbloet, Gesch. der Ned. Letterk. V, 102, 130-135; J. te Winkel, Ontwikkelingsgang III, 437-440; C.N. Wybrands, Het Amst. Tooneel, 187, 192; De Denker 1763, I, 17 e.v.
Heeren