buitengewoon hoogleeraar aan de universiteit te Amsterdam en hem het onderwijs in de dermatologie en syphilis werd opgedragen, welke betrekking hij, 4 Febr. 1886, aanvaardde met het houden eener redevoering over Het ziektebegrip in de leer de huidziekten. Gedurende 10 jaar is hij werkzaam geweest en er in geslaagd om de studie in de hem opgedragen vakken te brengen tot eene hoogte, die zoowel voor de wetenschap als voor de behandeling der zieken van groot belang en nut mag worden geacht. De druk bezochte polikliniek en de kliniek in het Binnengasthuis waren met het goed ingerichte laboratorium even zoovele werkplaatsen voor hem zelf en diegenen zijner leerlingen, die als assistent met hem mochten samenwerken, terwijl op de vergaderingen van het Genoots. t. bevord der heelk. en van de Afd. der Nederl. maatsch. t. bevorderd. der Geneesk. de andere collega's genoten van de belangrijke wetenschappelijke mededeelingen, waarmede hij de voorstelling van patienten deed gepaard gaan.
Gekozen tot algemeen secretaris van bovengenoemd genootschap wijdde hij zich met grooten ijver aan deze taak, hetgeen mede blijkt uit de bewerking der Volledige lijst en inhoud der verhandelingen en werken door het Genootschap gedurende de eerste eeuw (1790-1890) uitgegeven (Amst. 1896). Zeer bedreven in de kunst van photographeeren paste hij dit hulpmiddel, om de verschillende vormen van huid-uitslagen, die in zijn klinick voorkwamen, te fixeeren en voor demonstratie geschikt te maken, in ruime mate toe en verkreeg hij daardoor de bouwstoffen voor een belangrijk werk op dermatologisch gebied, dat in tien afleveringen verscheen en tot titel droeg: Casuistique et diagnostic photographique des maladies de la peau (Haarl. 1889-1900).
18 April 1896 werd aan de directie van het Binnengasthuis te Amsterdam een photographisch beeld van hem geschonken door eenige oud-assistenten ter plaatsing in een der lokalen, waar hij werkzaam was geweest. Onder zijne wetenschappelijke bijdragen neemt eene bijzondere plaats in, De aetiologie en de contagiositeit van de lepra Arabum. Uit de nalatenschap van wijlen dr. Gorter, Med. docts., arts en geneesheer te Meerenberg bij Haarlem, bijeengebracht door Prof. dr. van Haren Noman; en verder Een bijdrage tot de gerechtelijke-geneeskundige casuistiek, in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1882, 17; Carcinoom-metastaten van de maag, Ibid. 101; Over de oorzaak van den dood na uitgebreide huidverbranding, Ibid. 1885 II, A. I; Bijdrage tot de pathologie van de lepra Arabum, Ibid. B, 48; Ervaringen betreffende de subcutane aanwending van het oxydum hydrargyricum flavum tegen Syphilis (voordracht gehouden, op het Ned. natuur- en geneesk. congres); Over pityriasis pilaris (Devirgie), Ibid; 1891, I, 499; Ibid. 1893, I, 357.
Simon Thomas