onlusten ontstaan over de beroepingen van predikanten. Een groot deel der gemeente was Remonstrantsgezind, al was de meerderheid in den kerkeraad Calvinistisch. Bij een vacature gaf de magistraat den wensch te kennen dat een bepaald persoon van het door den kerkeraad opgemaakte viertal mocht beroepen worden. Ofschoon die aangeduide persoon Calvinist was, nam de kerkeraad dadelijk een zeer strijdlievende houding aan. Wat de magistraat wilde was - volgens den kerkeraad - een zich mengen in den kerkeraad toekomende vrijheid van beroep. Daarover is nu vier jaar lang gestreden, waarbij de onwelwillende houding van den kerkeraad zelfs door mannen als Voetius afgekeurd werd. Een der leiders in den strijd was Nienrode, maar hij, de Calvinist, moest in den strijd tegen den magistraat het onderspit delven en werd met zijn ambtgenoot Jacobus Leeuwius door den magistraat afgezet. Ook met geschriften heeft Nienrode zich in den strijd gemengd. Van het drietal hier te noemen pamfletten is het eerste anoniem door hem uitgegeven, maar in een gelijktijdige aanteekening op het exemplaar der Bibliotheek Thysius wordt hij als schrijver genoemd. Die drie zijn de volgende: Korte aenmerckingen, tot bewijs, dat de vijf artijckelen der Remonstranten in haerselven niet tolerabel en zijn (Rott. 1628, in-4o; Pamflet Knuttel no. 3830a); Oprechte ende grondighe verclaringhe van eenighe notulen, in Mayo 1630 ghestelt bij het meerendeel des kercken-raeds van Rotterdam (Utrecht 1631 in-4o; Pamflet Tiele no. 2463) en Copye van een missive Petri Nienrode ende Jacobi Leeuwii .... geschreven tot justificatie van hare oprechte ende grondige verklaringhe van eenighe notulen etc. Leyden 1631,
in-4o.
Zie: W.P.C. Knuttel, Kerk en stadhuis in Rotterdamsch Jaarboekje 1910, 1-24
Knuttel