[Mudtsaerts, Nikolaas]
MUDTSAERTS (Nikolaas), geb. Tilburg 1530, overl. in de abdij van Tongerloo 17 Nov. 1608. Hij was de eerste abt, die, na de afscheiding der abdij van het bisdom 's Hertogenbosch, tot die waardigheid gekozen werd. 2 Juni 1552 trad M. in de orde der Norbertijnen, werd in 1561 pitantiarius en in 1570 pastoor te Tilburg. Daar had hij veel te lijden van het staatsche krijgsvolk, dat hem gevangen meevoerde en zoodanig mishandelde, dat hem levenslang de sporen daarvan bijbleven. Door graaf Ernst van Mansfeld, landvoogd der Nederlanden, werd hij 25 April 1592 tot administrator der abdij van Tongerloo aangesteld en 4 Mei d.a.v. door het kloosterkapittel in die hoedanigheid ontvangen. Reeds twee jaren te voren, 2 April 1590, was Mudtsaerts, onder voorzitterschap van den abt van Heilissem en van den raadsheer Philip Boxhorn als commissaris door Parma afgevaardigd, door de kloosterlingen volgens de oude gewoonten en in den vorm onder Keizer Karel V samengesteld, tot 40sten abt gekozen, doch de koninklijke goedkeuring bleef nog uit tot 12 Aug. 1592. Na den dood van bisschop Crabbeels (22 Oct. 1592) geschiedde de in bezitname der abdij, 27 Oct. te Brussel onder voorzitterschap van den abt van Park in tegenwoordigheid van den prior en den supprior van Tongerloo, door het convent afgevaardigd. Den volgenden dag werd M. door den bisschop van Antwerpen, Lieven van der Beken, de abtelijke wijding toegediend. Ter gelegenheid van deze wijding werd een gedenkpenning geslagen. Terstond nam M. krachtige maatregelen om de abdij uit den staat van verval, waarin zij de laatste 30 jaren geraakt was, op te heffen. Hij werkte daaraan met zooveel ijver en wijze voorzichtigheid, wist de abdij tot zoodanigen luister weer op te voeren, dat de latere geschiedschrijver der abdij, Waltman v.
Spilbeeck, niet aarzelt hem ‘zoo niet den tweeden stichter, dan toch den hersteller van Tongerloo’ te noemen.
Om de wetenschappelijke opleiding der kloosterlingen op hooger peil te brengen, sloot hij zich in 1599 bij de abten van Grimbergen, Park, Averbode en Ninoven aan, die in Leuven een college hadden opgericht, waar de jonge kloosterlingen gezamenlijk hun studiën konden maken. Het jaar daarop verscheen de prelaat voor het eerst in de vergadering der Staten van Brabant. Ook wist hij in dat jaar met de schepenen en voornaamste ingezetenen een overeenkomst te sluiten, waarbij zij elkaar wederzijdschen steun beloofden, in geval muitende soldatenbenden zoover zouden doordringen. Toch was de prelaat in 1603 genoodzaakt het klooster te ontvluchten voor de muiters, die het kasteel van Hoogstraten hadden geplunderd en den abt met gevangenneming bedreigden. Geruimen tijd hield hij zich te Herentals schuil.
Door zijn hoogen ouderdom gedrongen en ook om het gevaar te voorkomen, dat bij zijn overlijden het beheer der abdij wederom in vreemde handen zou vallen, vroeg hij een hulpabt. 24 Aug. 1607 werd Adriaan Stalpaerts uit de lijst van candidaten benoemd. Ruim een jaar later is M. overleden. Hij werd voor het hoogaltaar in de abdijkerk begraven.
Zie: Waltman van Spilbeeck, De abdij van Tongerloo 385, 416-429; Schutjes, Gesch. v.h. Bisdom 's Hertogenbosch I, 255 en 56; V, 711; Coppens, Nieuwe berijschving van het bisdom IV, 257 en 258.
Heeren