[Man, Gerrit de]
MAN (Gerrit de) was een der vier Augustijner monniken te Dordrecht (nl. Pieter van Ferrewaerde, Cornelis van Reymerswale en Symon van Mechelen), die in 1515 onder het prioraat van Henric van Zutphen, ‘gevoelens begonnen te leeren nyet alleen tegens die waerachtigheyt, maer ooc mede tegens 't gemeen welvaert van de stad, daer uyt voirt geschepen (zou worden) een groot quaetvaren te gebeuren, in de stadt ende voort in allen den landen van der C.M. van herwaerts over’. De Meester Provinciael van observantie der provincie van Keulen, broeder Willem van Alkmaar, had wel verklaard, dat de broeders van den convente in het vervolg de gemeente ‘niet meer sulcx raiden en souden in biechten nocht buyten biechten’, maar zij hadden zulks niet nagelaten. De regeering van Dordrecht zond daarop den Provinciaal, die te Leiden vertoefde, een schrijven (Maart 1518) om zich te beklagen. De Provinciaal antwoordde, dat hij zich ‘wat beraeden ende besinnen wilde op de saecke’. Maar daar de monniken voortgingen tegen de kerk, den aflaat en andere ‘heylige saecken’ te prediken in hun sermoenen, de schare, die dagelijks naar de kerk stroomde, grooter en grooter werd en twist en verdeeldheid over de religie onder de burgerij begon te ontstaan, zond de regeering 24 Maart 1518 opnieuw een schrijven aan den Provinciaal, maar dit bleef onbeantwoord. Toen besloot de stedelijke regeering op aandringen van Mr. Floris Oem van Wijngaarden en van den burgemeester Pieter van der Myle, zelf in te grijpen. Op haar bevel moesten de monniken het prediken staken, en werden eenige met den prior Henric van Zutphen op lijfstraffe uit de stad gebannen.
Zie: Schotel, Het Klooster, het Hof en de Kerk der Augustijnen te Dordr. 3-6.
van Dalen