van het onderwijs, dat hij ook geldelijk steunde. Waarschijnlijk in 1722 werd hij landdeken van het district van Kessel.
Hij schreef o.a. Historia ecclesiastica ducatus Geldriae (Brussel 1719) en Appendix chronologica ad Historiam eccles, duc. Geldriae, uitgegeven door Jac. Vrancken in Limburg's Jaarboek 1879. Knippenbergh is een der grondleggers geworden van de katholieke kerkelijke historiebeschrijving in ons land. De familie Kn. voerde als wapen: vier fascen van zilver in een veld van azuur; op de bovenste fasce drie kiekens van sabel.
Voor ander werk van hem zie: H.J. Allard S.J. in het tijdschrift Studiën, 1881; Jos. Habets, De Studiebeurzen in Nederlandsch Limburg; Jac. Vrancken, in Limburg's Jaarboek V, afl., 2 en 4, met portret, waarvan het origineel zich bevindt op de pastorie te Helden. Handschriften van hem zijn o.a. in het archief van het Groot Seminarie te Roermond en in het rijksarchief te Maastricht. In het rijksarchief berust het manuscript van zijn Kleine Historie van Gelderland. Zeer zeldzaam is van hem Duijsent-jaerigh Jubilé van de Glorieuse Apostelen Deses Gelderlandts, de H.H. Bisschoppen Wiro, Plechelmus ende Otgerus, gehouden tot Ste Odilie-bergh int jaer 1706 (Gedruckt tot Ruremonde bij Petrus Vallen 1706). En ook zeldzaam de Continuatio Hist. eccles. door Jacob Goyers, volgens Habets, uitgegeven te Brussel 1806.
Knippenberg