Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 845]
| |
werkte. Na den dood van dezen (1805) vestigde zij zich metterwoon te Leiden, waar zij zich aan de zorg voor hare zeven kinderen wijdde. Zij gaf hier in het licht: Mengelingen in Proza en Poezij, 2 dln. (1817); Gedichtjes en vertellingen voor kinderen (1817); Nieuwe gedichtjes en vertellingen voor kinderen (1819); De Bijbel een bron van goddelijk onderwijs voor den mensch in zijne dagelijksche levensbetrekkingen 2 dln. (1825). Ook vertaalde zij uit het Duitsch: D.F. Straus, Helon's bedevaart naar Jeruzalem (met een voorr. van J.H. van der Palm). Met haar broeder W.A. Ockerse (dl. III, kol. 1016) gaf zij: Gedenkzuil op het graf van Bellamy (1822). Ds. J.P. Hasebroek (dl. II, kol. 546), kleinzoon van J.P. Kleyn en Antoinette Ockerse, in 't bezit van het Album zijner grootmoeder (een vriendenrol voor de geschiedenis onzer letterkunde van groote waarde), gaf dit in 1890 uit onder den titel: Dichter- Album van voor honderd jaren. De gedachtenis aan Bellamy en zijne kunstvrienden nog eens vernieuwd. Zie hierin voor Mevr. Kleyn-Ockerse, bl. 45-77. Zie verder: Kalff, Gesch. Ned. Letterk. VI, 216 e.v. en 365-366, en van der Aa, Parelen Ned. dichteressen. 108. Zuidema |
|