Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 808]
| |
dr. Arie de Jager (II kol. 626) en Petronella Pelkman. Hij genoot het onderwijs aan het Erasmiaansche gymnasium in zijn vaderstad, waarna hij in 1853 als student in de godgeleerdheid te Utrecht werd ingeschreven. 7 Oct. 1858 werd hij na volbrachte studie door het provinciaal kerkbestuur van Overijsel tot het predikambt toegelaten. 1 Dec. d.a.v. werd hij beroepen te Eemnes-Buitendijks, waar hij 6 Maart 1859 werd bevestigd. Reeds in 1862 werd hij te Brielle beroepen, waar hij 24 Aug. zijn intrede deed. Daar is hij blijven werken, tot hem in 1892 eervol emeritaat werd verleend; 20 Maart sprak hij zijn afscheid uit. Sedert 1894 woonde hij in den Haag, waar hij zijn geschiedkundige studiën voortzette. De Jager was namelijk gedurende zijn langdurig verblijf in den Briel tot historiestudie gekomen. De aanleiding daartoe was de feestviering van 1 April 1872; de Jager was secretaris der hoofdcommissie en vond de gelegenheid over het feit van den dag nasporingen te doen in het Brielsche archief. Hij vond het in verwaarloosden toestand, maar zette zich onmiddellijk aan den arbeid. Hij liet zich buiten bezwaar der gemeente tot gemeentearchivaris benoemen en ordende en beschreef het geheele gemeente-archief niet alleen, maar publiceerde een groot gedeelte van de belangrijke stukken eruit. Tot een grooten arbeid over Brielle is hij niet gekomen; maar hij heeft zeer veel bouwstoffen daarvoor verzameld en uitgegeven. Afzonderlijk verschenen Het Brielsche archief. Geschied- en letterkundige naoogst (Utrecht 1876); De Brielsche archieven. Geschiedkundige mededeelingen (Brielle 1883); eindelijk De middeleeuwsche keuren der stad Brielle (Werken der Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht, tweede reeks 2.) Voor het overige heeft hij zeer veel gepubliceerd in allerlei tijdschriften, de Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, de Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, het Archief voor nederlandsche kerkgeschiedenis, het Algemeen nederlandsch Familieblad, vooral De Navorscher. Behalve over den Briel heeft hij ook zeer veel gepubliceerd van en over Bilderdijk, over wien hij een groote collectie van zijn vader had geërfd, thans in de boekerij van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. De Jager was 12 Mei 1880 te Amsterdam gehuwd met Clara Maria Lely. Zie: J.C. van Slee in Levensb. Lett. 1903-04, 149 vlg. (met bibliographie); A.A. Vorsterman van Oyen in Algem. Ned. Fam. Bl. 16, 241 vlg.; J.H. Been in Ned. Arch. Bl. XII, 4 vlg. Brugmans |
|