[Hulst, Pieter van der]
HULST (Pieter van der), ged. te Dordrecht 26 Febr. 1651, overl. aldaar 12 Maart 1727 (en niet 1708), was de zoon van Godschalck van der Hulst en Maria van Rommerswael. Hij reisde in 1674 naar Rome, om daar zijn studiën in de schilder- en graveerkunst voort te zetten. Eerst legde hij zich toe op het bloemschilderen, doch later schilderde hij portretten, waarin hij zich zelven minder voldeed. Omstreeks 1685 woonde hij te Dordrecht, maar vertrok 23 Sept. 1685 naar Amsterdam. In het Kohier van den 200en penning voor Dordrecht komt hij voor met de erfenis zijner zuster (Emmerentia) als aangeslagen met ƒ 33. -. Later woonde hij weer te Dordrecht, waar hij 22 Nov. 1701 met zijn vrouw Elisabeth Catharina Hessem testeerde voor nots. C. van Aansurg. In dat testament teekent hij zich ‘Pieter van der Hult’. Zijn portret door hem zelf geëtst (P.v.H.), uit den jare 1686, stelt hem voor te halverlijve, links, zittende voor een paneel met palet en schildergerei, op den achtergrond rechts een gezicht op Rome. Links in den bovenhoek staat zijn wapen, terwijl M. Balen een vierregelig onderschrift leverde-Deze els is zeer zeldzaam. Er bestaat een nauw. kearige copie van door J.A. Boland, in v.d. Kellen, Peintre-graveur I. Een portret door P. van Hoeken? is een fantaisie met de initialen P.v.H. Van zijn schilderwerk is niet veel bekend. Naar een zijner portretten, dat van Theod. Colvius, predikant te Dordrecht (overl. 1687), bestaat een gravure door P. de Vos met zesregelig vers van J. Terwen.
Bij Muller, Cat. van Portr. worden P. van der Hult en P. van der Hulst voor twee personen gehouden.
Zie: Immerzeel; Kramm; verder naar M.S. Aanteekeningen.
van Dalen