[Houwelingen, Erasmus van]
HOUWELINGEN (Erasmus van), geb. te 's Hertogenbosch 28 Juni 1524, overl. te Dordrecht kort na 1600, was de zoon van Jacob van Houwelingen. Hij legde zich toe op het gouden zilversmidsvak en het graveeren, en komt in 1549 te 's Hertogenbosch als meester voor. Zijn meesterteeken was een pelikaan. Uit liefhebberij beoefende hij de munt- en penningkunde en legde een verzameling aan. In de jaren 1566-67 tijdens de beroerten en den beeldenstorm te 's Hertogenbosch werd ook hij verdacht, de nieuwe leer te zijn toegedaan, maar het blijkt, dat hij de zijde der wettige regeering hield en in enkele zendingen werd gebruikt. Aan hem werd o.a. opgedragen een schilder van Antwerpen te ontbieden, om de teekeningen te maken van een der geborduurde tapijten, die de Staten van Brabant in hun vergaderzaal te Brussel wilden doen ophangen. Ook was hij lid der Bossche rederijkerskamer Moyses-Bosch met het devies ‘In viericheyt groeyende’, waarvoor hij de ruitvormige zilveren ledenschildjes vervaardigde met de afbeelding van ‘Mozes, terwijl Jehovah hem uit een brandend braambosch met de zending naar Pharao belast’. In 1578 werd van Houwelingen, die tot de aanzienlijken in zijn woonplaats behoorde, tot politiemeester benoemd, maar toen in 1579 's Hertogenbosch tot de gehoorzaamheid aan den koning van Spanje terugkeerde, week hij met vele Staatsgezinden en Hervormden uit, omdat hij een groot voorstander was van prins Willem I. Hij vestigde zich daarna te Dordrecht, waar hij zijn bedrijf van goudsmid en graveur voortzette. Dat hij als graveur aan de Munt van Holland zou werkzaam geweest zijn, is onwaarschijnlijk, althans lid van het Serment der Munt is hij niet geweest. Wanneer hij overleden is, is onbekend, alleen weet men, dat hij
in Januari 1595 een graf in de Groote kerk te Dordrecht kocht, en daar dus begraven zal zijn. Hij schreef: Penninck-boeck, Inhoudende alle Figuren van silvere ende Goude penninghen, geslaghen bij de Graven van Hollandt van Dierick de VIIe van dien naam tot Philippus van Bourgondien toe; met het Leven in 't cort van deselve Graeven (Leyden, bij Françoys van Ravelinghien MDXCVII 4o). Dit boek is opgedragen aan de Staten van Holland en aan Schout, Burgemeester en Regeerders der stad Dordrecht, en bevat 13 platen met 82 afb. en 7 plat en met 35 afb. van gouden munten. Een tweede eenigszins vermeerderde uitgave met zeer gewijzigden titel verscheen te Rotterdam bij Philips Jacobsz in 1627: Penninck-Boeck ofte Wech-wyser der Croniken van Dierck VII van dien Naem tot Hertoch Philips van Bourgondien toe ende het leven in 't korte van dezelve Graven.