Honomia werd hij tot adelborst 1e klasse bevorderd en ridder der Militaire Willemsorde. Gedurende de maanden Aug.-Oct. 1817 was hij gedetacheerd op het fregat Maria van Reygersberg, dat in de baai van Saparoea gestationneerd was. In het voorjaar van 1819 keerde hij met het schip Evertsen naar het vaderland terug, maar leed 9 April 1819 schipbreuk ter hoogte van het eiland Diego Garcia, waar hij 50 dagen verbleef. Met een Amerikaansch schip werd hij toen naar Ile de France gebracht, en kwam van daar op een Engelsch schip naar Nederland. Daarna klom hij voortdurend in rang; in 1822 werd hij bevorderd tot buitengewoon en in 1824 tot effectief luitenant ter zee 2e kl., terwijl hij in 1830 benoemd werd tot adjudant van den vice-admiraal Gobius, opperbevelhebber te Vlissingen. Hij nam deel aan de krijgsverrichtingen in het 5e district van Zeeland, als adjudant bij gen. majoor des Tombes, werd in 1833 luitenant ter zee 1e klasse, en vervolgens 1e officier op de brik de Snelheid, waarmede hij een tocht naar de Oostzee maakte. Na verschillende tochten werd hij in 1841 commandant van Zr. Ms. brik Arend, waarmede hij naar O.I. vertrok, om er vijf jaren als leider van verschillende expedities in moed en beleid uit te blinken. Hij tuchtigde de bewoners van Koetei (Borneo), beteugelde de zeerooverij o.a. op de kust van Kalatoea, en keerde in 1846 als kapitein-luitenant met de brik de Zwaluw naar Nederland terug. Nadat hij eerst benoemd was tot adjudant van Z.M. in buitengewonen dienst, werd hij in Mei 1849 belast met het bevel van Zr. Ms. korvet Sumatra, waarmede hij verscheidene tochten maakte. In 1851 werd hij bevorderd tot kapitein ter zee, terwijl hij daarna bevel voerde over Zr. Ms. fregat Prins van Oranje. Hij moest wegens een ongesteldheid dit commando
nederleggen, maar werd daarop weder belast met het bevel over het fregat de Ruyter (1854). Toen hij in 1856 in het vaderland wederkeerde, werd hij bij keuze bevorderd tot schout bij nacht, waarna 1 Mei 1859 hem als vice-admiraal het bevel over het oefenings-eskader, bestaande uit 5 oorlogsschepen, werd opgedragen. Door toeneming der hartkwaal, waaraan hij sedert lang leed, besloot hij naar zijn geboorteplaats terug te keeren, waar hij 16 Maart 1860 na een langdurig en smartelijk lijden overleed, betreurd door allen, die met den kundigen, humanen vlootvoogd in betrekking hadden gestaan. Hij was ongehuwd. In het museum Oud-Dordrecht bevindt zich een groot portret in olieverf van den vice-admiraal.
Zie: N. Rott. Crt. 28 Maart 1860.
van Dalen