Frederik August van Nassau-Usingen op als chef van diens ter betaling van Friesland staand infanterie-regiment, hetwelk daardoor den naam Hessen-Darmstadt verkreeg. Nadat hij ruim vijf jaren het commando over dit regiment gevoerd had, noopten hem familie-belangen, dit over te dragen aan zijn neef Christiaan Lodewijk (kol. 731). Hem werd, nog even vóór zijn vertrek, 20 Oct. 1783 de rang van generaal-majoor in staatschen dienst verleend, en hij komt tot den ondergang der republiek in de ranglijst der generaal-majoors steeds voor, ofschoon hij verder hier te lande niet meer in actieven dienst is geweest. In de laatste van hem in het koninklijk huisarchief aanwezige brieven (4 Febr. en 6 Maart 1785 uit Darmstadt), gericht aan Willem V, verzocht hij met aandrang weder in dienst te mogen worden gesteld, als het niet anders kon, zelfs in den rang van kolonel; hieraan werd evenwel geen gevolg gegeven. Hij was ongehuwd.
Uit welwillend verstrekte inlichtingen, vooral van het krijgsgesch. archief, en brieven, aanwezig in het koninklijk huisarchief.
Koolemans Beijnen