kamer te Utrecht met de daarin aanwezige boeken aan de Ridderschap.
Hardenbroeks voornaamste schriftelijke nalatenschap is zijn dagbock, in onze dagen uitgegeven als Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek ... 1747-87, uitgeg. en toegelicht door F.J.L. Krämer, dl. I en II; door A.J. van der Meulen, dl. III en IV (Werken van het Hist. Gen. Derde Serie no. 14, 17, 24, 36; Utrecht 1901-15; de uitgave wordt voortgezet). Wanneer Hardenbroek is begonnen met het opstellen van zijn dagboek, is moeilijk te zeggen, stellig geruimen tijd na 1747; immers het eerste gedeelte is geheel uit het geheugen opgeschreven; data zijn dikwijls niet ingevuld. Voor sommige jaren (1767, 1768, 1773) zijn de aanteekeningen zeer sober; soms ontbreken zij geheel. Maar over het algemeen wordt het dagboek uitvoeriger, naarmate het verder vordert; van 1780 tot 1787 is het zelfs zeer uitgebreid; dan moeten de aanteekeningen zijn neergeschreven onmiddellijk na de gebeurtenissen. Juist daaraan ontleent het dagboek dan ook zijn groote waarde. Hardenbroek was geen man van groote staatkundige beteekenis of invloed. Evenmin was hij een man van grooten geestelijken aanleg. Zijn eigen meening zegt hij dan ook zeer zelden; die meening is meer die van een groep, stand en partij dan van een persoon. Hardenbroek behoorde tot die edelen, die door geboorte en positie dicht aan het huis van Oranje stonden en daarom den maatschappelijken omgang met het stadhouderlijk hof nimmer hebben verbroken. Maar een volbloed Oranjeman was hij niet; eerder behoorde hij tot de gematigde oppositie in Utrecht; van een man van patriotsche beginselen kan men echter nauwelijks spreken. Wel kan worden geconstateerd, dat hij met het klimmen der jaren meer naar links kwam te staan, of liever scherper in de oppositie tegen
Willem V, wiens beleid hij doorloopend afkeurt. Als uiting van deze groep van aanzienlijke opposanten hebben de gedenkschriften van Hardenbroek blijvende waarde. Bovendien hebben zij beteekenis om de feitelijke mededeelingen, die zij doen. Hardenbroek beleefde weinig avonturen; ook gevoelde hij weinig neiging om de indrukken weer te geven, die de tijdsgeschiedenis op hem maakte. Maar als aanzienlijk lid der regeering kwam hij eerst in Utrecht en later in den Haag in aanraking met allerlei leden der hooge collegiën van staat, ook met de hoogsten in den lande, den Prins van Oranje en den Hertog van Brunswijk. Met hen had hij geregeld gesprekken en deze gesprekken teekende hij zorgvuldig op. Zoo is zijn dagboek in hoofdzaak samengesteld uit zorgvuldig geredigeerde uitingen van tal van personen, die zich zelf en anderen daardoor nauwkeurig teekenen. Daardoor kan de lezer niet alleen de gebeurtenissen op den voet volgen, maar kan hij ook genieten van dikwijls rake beschrijvingen van personen; de prins en de hertog worden er b.v. zeer scherp in geteekend. Het groote bezwaar van Hardenbroeks gedenkschriften is de zeer groote omslachtigheid, die in de uitgave slechts weinig kon worden besnoeid.
Zie: van der Monde's Tijdschrift IX, 325 vlg.; Hardenbroek, Gedenkschriften als boven, met name de inleidingen op de verschillende deelen.
Brugmans