Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Gentman, Cornelis]

GENTMAN (Cornelis), ged. te Goes 10 Nov. 1617, overl. te Utrecht 23 Jan. 1696; zoon van den zijdekoopman Adriaan G. Hij studeerde theologie te Utrecht onder Gisb. Voctius, werd 1640 predikant te Heinkenszand, 1649 Hulst, 1654 Utrecht. Hij was gehuwd met Magdalena Driewegen, uit welk huwelijk 2 zoons en 3 dochters. Een dezer laatste, Magtelina of Mathilda, huwde den predikant Jacobus Leydekker (zie dit deel), uit welk huwelijk Cornelis Gentman Leydekker (zie dit deel).

Hij schreef: Misadelphia of van den haat; hoe noodsakelijk die te haten zij (Utr. 1654); Aan-

[p. 642]

teekeningen op de Geloofsbelijdenissen van G. van Aldendorp, A. van Heuven, J. Andries en Doctor van Maurik, Vermaners der Mennonyten binnen Utrecht (Utr. 1663); De aanteekeningen van Cornelis Gentman, verdedigt tegen een ongenoemt Sociniaan (Utr. 1663), Aenmerkingen op 't geen hem raakt in twee boekjes, onlangs sonder naem uitgegeven, 't eene genoemt Verdediging der Proceduren enz., 't ander de oprechte Phariseus (Utr. 1667); Bedenkingen wegens scheuringen en afscheidinge van de kerke (Utr. 1669), Ahazia gestraft of Uitbreidinge over het eerste Capittel van het tweede boek der Koningen (Utr. 1672); Allon Bachuth of lijckpredicatie over de dood van den Hoogberoemden Heere Gisbertus Voetius enz. over 2 Sam. 3 vs. 38 (Utr. 1677); Uitbreiding over de Catechismus in vragen en antwoorden, waar in de nu swevende geschillen verhandeld en de materien ter praklike gesteld werden (Utr. 1692; herdr. Middelb. 1701).

Zie: de la Rue, Geletterd Zeeland² 399-402; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I, 253; II, 63.

Molhuysen