singen vertrok; alwaar de regeering hem in 't laatst van het volgend jaar ook de betrekking opdroeg van rector der latijnsche school.
Hij is tweemalen gehuwd geweest: eerst in 1690 met Geertruida van Velzen, die hij in 1713 verloor, en in 1728 met Catharina Maria de Visser, die hem overleefde. Uit zijn eerste huwelijk kwamen drie zonen voort, die predikant werden en twee dochters, waarvan de eene vroeg is gestorven en de andere Agneta, die zeer begaafd was en voor haars vaders boeken gedichten schreef, getrouwd is met een luitenant Muratel van wie een zoon, Muratel Gargon, die predikant te Burgt is geweest.
De oudste zoon Nicolaas, geb. te Geffen in 1695, overl. te Sas van Gent 1729, studeerde voor med. doctor, doch toen hij door lichaamszwakte voor die betrekking minder geschikt bleek, werd hij predikant. In 1720 werd hij beroepen te Sas van Gent.
De tweede zoon, Petrus Matheus, studeerde te Utrecht en werd in 1722 predikant te Gapinge. Van daar vertrok hij naar Hulst, van waar hij in 1744 naar Vlissingen ging, waar hij tot zijn overlijden, 16 Nov. 1751, werkzaam bleef. Hij was in 1728 gehuwd met Geertruida van der Stelling. Van de vijftien kinderen werden er drie zoons en twee dochters volwassen. De oudste zoon Jacob gaat voor (kol. 631).
De derde zoon, Franciscus Hendrikus, werd in 1721 predikant te Zuidzande, in 1740 te Meenen in 1745 te Cats, waar hij den 30. April 1751 overleed. Hij gaf uit eene Lijkpredikatie over het afsterven van Arnold Ruymig, predikant te Groede, overleden den 24 November 1725 (Leiden 1726).
Mattheus G. gaf uit: Een vertaling van Boetius, Vertroosting der Wijsbegeerte (Amst. en Gouda 1703, met platen van Romein de Hooghe; 2e dr. 1722); Minucius Felix, Octavius (Vliss. 1712); Walchersche Arkadia (Leiden 1715-17, in 1746 herdrukt); Aug. Calmet, Naam- en woordenboek van den bijbel overgezet en vermeerderd door M. Gargon (Leiden 1725-27, 2 dln.; een Bijvoegsel door J. van Ostade en A.H. Westerhovius verscheen 1731, 2 dln.); Bijbelsche figuren door Arnold Moonen door G. vervolgd.
Als verklaring van den bijbel deed Gargon het licht zien, Over den XXXII Psalm (Leiden 1700); Opening van beide de brieven van Paulus aan Timotheus (Leiden 1718; 3e dr. 1743); De gekruiste en verheerlijkte Christus (Leiden 1719; 2e dr. 1725); Verklaring van den gekruisten Christus in overeenstemming van het Oude en Nieuwe Testament (Leiden 1723); Verklaring van den Heidelbergschen catechismus (Leiden 1713; 4e dr. 1729); Belijdenisleer der Hervormde kerk (Leiden, z.j.); Het Werelds- en Bijbels-tafereel; F.A. Lampe, Oefeningen over psalm XXXXV (Middelburg 1732). Door Gargon werd vertaald, vooral om de schrijvers te leeren kennen door Lampe aangehaald: C. Vitringa, Over de openbaring van Johannes (Amst. 1728). Verder: Aanmerking op de redenering over de hedendaagsche predikwijs door Theophilus Zelotus (Vlissingen z.j.).
In 1686 verscheen te Amsterdam zijn Nut tijdverdrijf, zijnde Davids psalmen in rijm en op muziek, waarvan in 1696 een 2e druk verscheen. Dit verdienstelijk boek werd zóó goed ontvangen, dat hij in 1711 te Vlissingen uitgaf de CL psalmen Davids in dichtmaat, waarvan in 1722 te Amsterdam een 2e druk het licht zag. In 1697 werd te