[Fine, Petrus a]
FINE (Petrus a), v.d. Eynde, Afinianus, Lyropius; geb. te Lierop in de eerste helft van de 16e eeuw, gest. te Leuven 2 Dec. 1617. Ten onrechte is vermeld dat Nierop in N.-Holland zijn geboorteplaats zou geweest zijn; uit de oorkonden van door hem gestichte beurzen blijkt, dat hij wel degelijk een N. Brabander was. Zijn studiën deed hij aan de hoogeschool van Leuven en met tamelijk goed gevolg, want op 15 Febr. 1562 was hij de twintigste van de ‘secunda linea’ bij het examen, dat werd afgenomen voor den graad van ‘meester in de vrije kunsten.’ Daarna volgde hij, als leerling van de paedagogie ‘Het Castrum’, een cursus in de theologie, verwierf toen het licentiaat en eerst veel later, op 3 Febr. 1604, het Leuvensch doctoraat. In 1573 zien wij hem benoemd tot pastoor van Sint Quentin te Leuven; immers zijn grafschrift vermeldt dat hij 44 jaren dat ambt heeft bekleed. Weldra vertrok hij echter naar Haarlem en werd door van Mierlo in 1574 tot gegradueerd kanunnik van het bisschoppelijk kapittel aangesteld, want de keuze der gegradueerde kanunniken was voor den eersten keer uitsluitend aan den bisschop voorbehouden. Terwijl de eerste deken van het kapittel, George Lestanier, in 1573 was gestorven, heeft het tot 1577 of 1578 geduurd alvorens het kapittel een nieuwen deken verkreeg in den persoon van a Fine. Het bericht in de Historia episc. Harlem., dat Simon Gansius de tweede deken van het Haarl. kapittel zal geweest zijn, staat verre van vast. Er schijnt bij v. Heussen verwarring te zijn ontstaan door het bericht, dat a Fine in plaats van den overleden deken Lestanier tot kanunnik is aangesteld, hetgeen natuurlijk geheel iets anders is dan zijn verheffing tot deken van het
kapittel. Wanneer het dekenschap werkelijk vier jaar lang onvervuld is gebleven, zal dit moeten geweten worden aan den benarden toestand, in welken Haarlem gedurende die jaren onder de Spaansche heerschappij verkeerde. Daarom is het te merkwaardiger, dat de nieuwe deken, nadat zijn aanstelling in Sept. 1577 of in een der eerste maanden van 1578 was tot stand gekomen, die gebeurtenis meende te moeten vieren door een feestmaal, dat voor zijn onderhoorige medekanunniken werd aangerecht op den toren van Sint Bavo. Spoedig daarna volgde het verbreken van het verdrag tusschen Haarlem en de Staten van Holland; op 29 Mei 1578 moest v. Mierlo voor de tweede maal, en thans voor goed, uit zijn bisschoppelijke stad vluchten; spoedig daarna, op 30 Juli 1579, is ook de deken van het kapittel hem in de ballingschap gevolgd en heeft zich te Leuven gevestigd. Daar leefde hij van de inkomsten van Sint Quentin, is tot twee malen toe rector geweest van de Leuvensche hoogeschool en bovendien nog president van het college, door Viglius te Leuven gesticht. Jammer dat hij zich zoo hal-