was abt Dodo door Paus Martinus V aangesteld als ‘conservator privilegiorum’ der Benedictynerabdij St. Odulphus te Stavoren.
Slechts weinige monniken, zonder regeltucht levend, had Dodo bij zijn komst in Bloemkamp aangetroffen. Niemand wilde meer in zulk een vervallen klooster het ordenshabyt aannemen. De abt van Menterne Boyngus (zie kol. 190), de ziel der kloosterhervorming in Friesland kwam hem ter hulp. Hij stond acht monniken af uit het door hem gereformeerde klooster Schola Dei (Ihlo bij Aurich). Het jaar 1424 van de Kroniek van Bloemkamp moet waarschijnlijk 1414 zijn. De jaartallen voor het tijdperk van het bestuur van Dodo zijn onjuist in de Kroniek opgegeven. Boyngus stond ook in nauwe betrekking met de Cisterciënsers van Sibculo. Door zijn invloed zal zich Bloemkamp aangesloten hebben bij de colligatie van Sibculo, Warmond en Ysselstein. 13 Nov. 1428 willigde Paus Martinus V het verzoek in van Dodo, abt van Bloemkamp, en der prioren van Warmond en Ysselstijn, om Bloemkamp met de colligatie van Sibculo te vereenigen, mits de moederabdij toestond aan haar onderworpen te zijn. Dodo deed afstand van zijn abtstitel en van de rechten en privilegiën daaraan verbonden, en stelde zich tevreden met den titel van prior. Dit blijkt uit de dispensatie gegeven door Paus Martinus V, 16 Jun. 1429, aan de prioren van Bloemkamp, Warmond, en Ysselstein. Zij werden vrijgesteld van de wet hunner orde om monniken naar de studia generalia te zenden; zij mochten goederen vervreemden met bevoegde toestemming en hunne monniken mochten de wijdingen ontvangen van iederen bisschop. Hoe lang deze verbinding met Sibculo duurde en waarom Bloemkamp er zich aan onttrok, is niet bekend. Ofschoon Aula Dei of Godsklooster niet met Sibculo werd verbonden voerde ook daar abt Dodo eene hernieuwde kloostertucht in. Zuster Hille Zonderlants met eenige nonnen uit Klaarwater, O.S. Ben., waar de hervorming
mislukt was, kwamen 1420 in Aula Dei om daar een goed huis te helpen vormen. De bezittingen tusschen Bloemkamp en Aula Dei, tot nu toe gemeen, werden door toedoen van abt Dodo verdeeld, 18 Juni 1435. Dit onderling bezit was in strijd met de voorschriften der orde van Cîteaux.
Volgens de Kroniek van Bloemkamp werd de opvolger van Dodo gekozen 1440. Dezelfde Kroniek vermeldt het grafschrift van Dodo, overleden en begraven in het nonnenklooster Sayn te Keulen, dat tot de Cisterciënserorde behoorde, maar later in bezit kwam der Brigittinerorde. Dit grafschrift noemt hem abt van Bloemkamp en Klaarkamp overleden 1447. Dodo was niet alleen door zijne aansluiting bij Sibculo afgedaald tot den rang van ‘prior’ maar zijn bestuur werd slechts tijdelijk voor vier jaar. Mogelijk is, dat hij in Bloemkamp niet werd herkozen en daarna in Klaarkamp tot abt is uitgeroepen. Hij komt echter nog voor als abt van Bloemkamp in oorkonden van 1434, 1435, 1436. In Klaarkamp was sinds 1443 of 1444 Bernardus Clinge abt. In eene oorkonde van 1441 betreffende het eiland Schiermonnikoog, eigendom van Klaarkamp, komt als abt dezer abdij voor Dominicus of Douwe, ook Dowa in een Hs. Gabbema; deze zou dezelfde persoon kunnen zijn als Dodo.
De goede voorbeelden der hervorming in Bloemkamp door Dodo hadden ook indruk gemaakt op andere kloosterorden in Friesland. Een monnik van Dodo, Joannes Wijnbergh, werd met eenparige stemmen tot abt gekozen van het Benedictijnerklooster Smalle Ee, en 29 Juli 1429 door paus Martinus V bevestigd.