Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Eysinga, Jhr. Mr. Idzerd Frans van Humalda van]

EYSINGA (Jhr. Mr. Idzerd Frans van Humalda van), geb. te Leeuwarden 26 Jan. 1843, overl. te 's Gravenhage 24 April 1907, begraven op de familiebegraafplaats te Wirdum; zoon van Jhr. Mr. Frans Julius Johan (2) en van diens eerste echtgenoote Johanna Henriëtte Reinoudina v. Boelens (kol. 590).

Hij studeerde sedert Sept. 1861 aan de universiteit te Leiden en promoveerde aldaar 1 Febr. 1866 tot doctor in de beide rechten, op Stellingen. Hij werd lid van den gemeenteraad te Leeuwarden en substituut-griffier bij het Prov. Gerechtshof in Friesland, was van 1871 tot 1884 lid der Prov. Staten, van 1874 tot 1879 lid van Gedeputeerde Staten en van 1879 tot 1884 lid der Tweede Kamer voor het district Dokkum. In 1884 werd hij benoemd tot lid van den Raad van State. Hij maakte voorts deel uit van de staatscommissie voor het organiseeren eener administratieve rechtspraak.

In zijn jongen tijd heeft hij als arrondissements-schoolopziener veel voor het onderwijs gedaan; hij behoorde onder de oprichters der bekende vereeniging ‘Volksonderwijs’ en was haar eerste voorzitter. In 1873 vertegenwoordigde hij de nederl. regeering op het onderwijs-congres te Genève; naar aanleiding van dat congres schreef hij in de Gids een belangrijk artikel.

Deze biografie zou niet volledig zijn als wij geen melding maakten van zijn praestaties op het gebied der muziek. Hij steunde deze kunst op velerlei wijze, was zelf uitstekend pianist en organist en gaf een aantal zangcomposities in het licht, waaronder een belangrijk Stabat Mater voor vierstemmig gemengd koor, met sopraansoli en orgel; zijn composities komen nog telkens hier en daar op concert-programma's voor.

Van Eysinga huwde tweemaal. Eerst te Leeuwarden 11 April 1866 met Jkvr. Josine Imilie van Andringa de Kempenaer (1845-1870), daarna te Leeuwarden 21 Aug. 1875 met Jkvr. Tjallinga Aurelia Wilhelmina Camstra van Andringa de Kempenaer (1838-1908). Uit het eerste huwelijk vier, uit het tweede drie kinderen.

Zie Jaarb. Ned. Adel III, 85; Ned. Adelsb. 1913.

Regt