[Ermerins, François Zacharias]
ERMERINS (François Zacharias), geb. 8 Nov. 1808 te Middelburg, overl. 27 Mei 1871 te Groningen, was de zoon van den voorg. en Johanna Catharina Paspoort. In 1826 werd hij van de latijnsche school bevorderd tot de academische lessen en op 18 Sept. te Leiden ingeschreven als student in de geneeskunde. In 1830 trok hij met de jagers als vrijwilliger ten strijde. 3 Nov. 1842 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde op eene dissertatie. De Hippocratis doctrina a prognostice oriunda. (L.B. 1832). Kort daarop vestigde hij zich als geneesheer te Middelburg en trad 6 Mei 1835 in het huwelijk met Barta Antonia van der Feen. Niettegenstaande de waarneming van een uitgebreide praktijk hem veel tijd kostte, bleef hij toch getrouw aan zijne lievelingsstudie, die der grieksche medici; over dit onderwerp verschenen van hem verschillende boeken. Voor het nagaan der werken van Aretaeus begaf hij zich in 1839 naar Parijs, waar hij in de Bibliothèque Royale de daar aanwezige handschriften bestudeerde. Gedurende eenige jaren was hij lid van de provinciale commissie van geneeskundig toevoorzicht. Zijne wetenschappelijke arbeid maakte, dat op hem de keuze viel, toen er in Groningen een hoogleeraar in de geneeskunde benoemd moest worden; op 12 Sept. 1844 aanvaardde hij dit ambt met het houden eener redevoering, getiteld: De veteris medicorum interpretis munere a medicis non recusando. Later werd hij honoris causa doctor in de letteren. Op 9 Oct. 1851 bij zijn aftreden als rector magnificus hield hij eene Oratio de perpetuis materiae et formae in vita mutabilitate ac motu. (Gron. 1851), en in 1865 bij eene zelfde gelegenheid sprak hij eene rede uit: De vetera medicina graeca ante aetatem Alexandrinam (in Annal.
Acad. 1865/66). Van 1852 af bepaalde zijn onderwijs zich tot de algemeene pathologie, pathologische anatomie en histologie, benevens de klinische lessen in het Academisch ziekenhuis. Korten tijd vóór zijn dood dreigde hij geheel blind te zullen worden, maar werd hiervoor gespaard door een aanval van typhus, waaraan hij overleed.
Bibliographie: Analecta medica graeca (L.B. 1840); Hippocratis liber de victus ratione in morbis acutis (L.B. 1841); Brief aan Prof. J. Geel, over eene recensie in den Gids (L.B. 1842) (naar aanleiding van het voorgaande); Aretaei Capadocis quae supersunt (Traj. ad. Rhen.