[Eilshemius, Daniël Bernhardsz]
EILSHEMIUS (Daniël Bernhardsz), geb. 1555 te Eilsum, waar destijds zijn vader Bernhard Buwo of Bauwen Frisius - schrijver van een in 1556 verschenen werkje over den kinderdoop - predikant was; 30 Juni 1622 gestorven te Emden, waar hij in de Groote Kerk begraven ligt. Eerst studeerde hij onder leiding van Andreas van Larrelt en Adolf Empenius, predikanten te Norden. Later liet hij zich inschrijven aan de universiteit te Rostock. 1575 werd hij predikant te Eilsum. 1583 bedankte hij voor een beroep naar Emden. Toen zich dat in 1590 hernieuwde nam hij echter aan. 13 Sept. van dat jaar werd hij in die stad bevestigd en stond er tot zijn dood.
Eilshemius nam in de Oostfriesche Kerken een vooraanstaande positie in Niet alleen is hij tijdens zijn verblijf te Eilsum voorzitter van den coetus van Greetmerampt geweest en gedurende zijn werkzaamheid te Emden - zelfs 9 jaar achtereen - tot de zelfde waardigheid geroepen in den Emder coetus; maar tevens werd hij als afgevaardigde door hen naar de synode van Dordrecht gezonden. Van Oct. 1618 tot Mei 1619 was bij daartoe met zijn collega Ritsius Lucas Grimershemius van huis. Ter gedachtenis aan dien tocht legde hij een album amicorum aan.
Hij schreef: Handboek des wahren Gelovens, of korte uitlegginge van den Embder of algemeenen landseatechismus (Embden 1610); en Ostfrieszlandisches Kleinod des wahren Gelovens unde beständigen Trostes (Emden 1612). Tegen dit laatste werkje, dat in 1612 ook door Samuel Hochedaeus de la Vigne, predikant bij de Fransche Kerk te Emden in het Fransch vertaald is, schreef Balthasar Menzerus (vgl. Allgemeine Deutsche Biographie in voce Mentzer der Aeltere) Evangelische Probe des Ostfrieszländischen Kleinods Daniëlis Bernhardi Eilshemii (Giessen 1618). Eilshemius antwoordde daarop weer met: Beständige Verthaidigung der Ost-Frieszlandischen Kleinods (Emden 1621).
Zie: L.A. van Langeraad en II. Visscher, Het Protestantsche Vaderland in voce; Tjaden, Das gelehrte Oslfriesland I (Aurich 1785) 230 vv.; Neues Archiv für die Geschichte der Stadt Heidelberg VIII (Heidelb. 1908) 234 n. 1; E. Mciners, Oostvrieschlandts kerkelijke Geschiedenisse (Gron. 1738/9) I, 339-341; II, 242, 430-432.
van Schelven