[Colyer, Jacobus]
COLYER (Jacobus), tweede zoon van Justinus en Maria Engelbert (kol 449), werd 18 Febr. 1657 ged. in de Waalsche kerk te 's Gravenhage. Toen zijn vader in 1667 resident aan het Turksche hof werd, ging het geheele gezin mede naar Constantinopel. In Nov. 1682 stelde zijn vader, die zijn einde voelde naderen, Jacobus aan tot secretaris en thesaurier van het gezantschap, met opdracht om bij zijn overlijden in die waardigheid de ambassade waar te nemen tot nader orde van H.H.M. Zijn vader overleed 28 Dec. 1682, waarna H.H.M. Jacobus bij resolutie van 12 April 1683 opdroegen tijdelijk de belangen van de Republiek te behartigen als secretaris. 29 Nov. 1684 werd hij benoemd tot resident, als hoedanig hij in Juli 1686 zijn publieke intrede hield en in 1688 werd hij ambassadeur. Zijn werkzaamheid bestond hoofdzakelijk in het bestrijden van den Franschen invloed en in pogingen om den vrede te bewerken tusschen den Keizer en Turkije, welk laatste aan Engeland en de Republiek mediatie had verzocht. Zijn bekendheid met de Turksche zeden en vooral met de taal gaf hem een voorsprong op andere ambassadeurs en bij de Turken was hij dan ook zeer gezien. Aan den goeden afloop der onderhandelingen, welke leidden tot den vrede van Carlowitz, in 1699 gesloten onder bemiddeling van Engeland en de Republiek, had Colyer een groot aandeel. Tot de vele eerbewijzen en dankbetuigingen daarvoor behoorde van den kant van den Keizer de verheffing tot graaf van Hongarije en tot graaf van het H.R. Rijk. Ook later trad hij nog meermalen op als bemiddelaar, zoo bij den vrede in 1712 tusschen Turkije en Rusland gesloten en bij den vrede van Passarowitz in 1718. Daar werd hij, na afloop der conferentie, zoo ernstig ziek, dat hij, evenals zijn vader het hem gedaan had, zijn zusters zoon Pieter de la
Fontaine aanstelde als secretaris en thesaurier der ambassade, met opdracht die, bij overlijden van hem, tijdelijk waar te nemen. Hij herstelde evenwel en overleed 6 Mrt. 1725 te Pera.
Hij huwde 1713 Catharina de Bourg.
Zie: J.H. Hora Siccama, De vrede van Carlowitz en wat daaraan voorafging in Nijhoff's Bijdr. 4e R. VIII; W.E. van Dam van Isselt, Jacob van Dam, consul te Smirna in Nijhoff's Bijdr. 4e R. VI; P. Bosscha, Gesch. van oostelijk en noordelijk Europa 1687-1716; Maandblad Ned. Leeuw 1902.
Drossaers