Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Carsten, Berend]

CARSTEN (Berend), geb. 1829 te Assen, overl. 13 Dec. 1892 te Wiesbaden. In de jaren 1846-50 genoot hij zijne opleiding tot off. van gezondheid der zeemacht aan de militaire geneesk. school te Utrecht. Gedurende 14 jaar diende hij in verschillende rangen en maakte zich verdienstelijk bij de expeditiën van Boni, verwierf in 1860 het ridderkruis van de Militaire Willemsorde, werd bovendien eervol vermeld, en kreeg in 1864 eervol ontslag uit den dienst, waarna hij zich vestigde te Amsterdam. 8 Oct 1862 te Groningen gepromoveerd in de geneeskunde op eene dissertatie Over de Bataviasche koorts, werd hij, 19 Nov., bevorderd tot Art. obst. doctor. Weldra verwierf hij eene uitgebreide praktijk, maar spoedig verwisselde hij die voor de betrekking van adjunct-inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in Zuid-Holland, waartoe hij, 8 Mei 1866, geroepen werd. In dezen werkkring bewoog hij zich op hygiënisch gebied en nam als oprichter deel aan de stichting van de Vereeniging tot bevordering der

[p. 402]

koepokinenting te 's Gravenhage, terwijl hij ook in talrijke geschriften de toepassing dezer kunstbewerking trachtte te verbeteren en uit te breiden vooral door de animale wijze van stof-bereiding aan te prijzen. Warm voorstander van het Roode Kruis verleende hij in den Fransch-Duitschen oorlog hulp in de ambulances te Saarbrücken en Hâvre en trad later als secretaris van het bestuur dezer instelling op, waardoor hij veel bijdroeg tot de voorbereiding der ziekenverpleging in oorlogstijd door pleegzusters, wier opleiding in het ziekenhuis te Rotterdam hij daarom met groote voorliefde steunde en in de hand werkte. In Aug. 1890 benoemd tot inspecteur van het Geneesk. staatstoezicht, was hij slechts een paar jaar als zoodanig werkzaam.

Bibliographie: Teringlijders in Oost- Indië, in Gids, 1870, IV, 393; Een woord over dysenteria tropica chronica, in Ned. Tijds. v. Geneesk, 1864, 497; Over de verspreidingswijze der lepra, Ibid. 1876, I, 481; De accoucheur ‘smetstofdrager’ bij Febris puerperalis, Ibid, 1871, I, 61; Verslag aan den Min. v.B.Z. omtrent de milit. en burgerl. ziekeninrichtingen te Leipzig, Dresden en Hannover, Ibid. 1872, I, 181; Animale vaccine, Ibid. 1881, 545; Invloed van hygiënische maatregelen op het sterfte-cijfer eener gemeente, Ibid. 1882, 565; Verstag der werkzaamheden der 's Gravenhaagsche vereen. voor koepokinenting, Ibid. 1882, 613 en 1883, 693; Verbetering van den gezondheidstoestand der gemeente Numansdorp tengevolge van het inlaten van zoet water in kanalen en slooten, die voor dien tijd zout water bevatten, Ibid. 1884, 180; Verslag van de werkzaamheden der Afd. v.d. Ver. t. bevord. der koepokinenting. in Nederland, Ibid. 1885, 149, en 884; 1886, II, 512; 1888, I, 27 en II, 578; 1889, II, 756; 1890, II, 717 en 1892, I, 77; Het rapport der Impf-commission, Ibid. 1886, I, 137; Drijvende hospitalen op de Theems tot afzondering van poklijders, Ibid. 1887, I, 129; Vereeniging van koepokinrichtingen in Nederland, Ibid. 1890, I, 53; De pokken-epidemie in Nederland in 1870-73 met v. Overbeek de Meyer (den Haag 1875); La vaccination animale dans les Pays-Bas (La Haye 1877).

Simon Thomas