[Busschaert, Hans]
BUSSCHAERT (Hans), of de Wever, uit Vlaanderen of Brabant afkomstig, heeft vooral gearbeid in het Zuiden. In 1555 werd hij door Menno tot oudste onder de Doopsgezinden gewijd. Met hem heeft het avontuur op den reiswagen plaats gehad, dat later op Menno's naam is geplaatst, dat op zekeren dag een schout in Vlaanderen den wagen, waarop hij reisde, had aangehouden, vragende naar Busschaert. Hij had toen aan zijn medereizigers gevraagd, of Busschaert er op was. Toen zij, hem niet kennende, neen zeiden, had hij geantwoord: ‘Zij zeggen van neen’. In de Vriesch Vlaamsche twisten van 1566-68 heeft hij een groote rol gespeeld. Hij sloot zich bij de Vlamingen aan. Met Jacob Pieters van der Meulen behoorde hij onder hun leiders en bande hij eerst de ‘bekommerde Mennisten’, de volgelingen van Quirijn van der Meulen te Dantzig, vervolgens de ‘heilzamen’, de volgelingen van Paulus Bussemaker. Bij de twisten van 1586 onder de Vlamingen ontstaan, waarbij dezen zich in oude en jonge Vlamingen verdeelden, was hij een der voornaamste leiders. Ten slotte kreeg hij over een bankroetier in 1598 twist met Jacob Pieters, zoodat zij elkaar hebben gebannen. Aan disputen met Gereformeerden nam hij gaarne deel. Een dispuut met Adriaan Jeroens in 1566 te Westersouburg werd door de overheid belet, de vergaderden werden uiteengejaagd. Aan het groote dispuut, dat in 1578 te Emden plaats had, nam hij ook deel maar maakte daarbij geen schitterend figuur. In 1571 was zijn standplaats Keulen. Hij reisde zeer veel rond om het evangelie te prediken en doop en avondmaal te bedienen. Van zijn uiterlijk is slechts bekend dat hij een roodachtigen baard had.
Zie: K. Vos, Menno Simons (Leiden 1914) 145-147.
Vos