commissaris van den Stadsschouwburg. Ook maakte hij deel uit van het in de hoofdstad gevestigde Syndicaat der Nederlanden, tot invordering der achterstallige aan den Staat verschuldigde gelden.
In de ambtelijke berichten uit den Franschen tijd wordt hij geteekend als iemand van groote talenten op handelsgebied, welgezind jegens Frankrijk en algemeen geacht. Jacob van Lennep, die eene grappige anecdote over hem vertelt, noemt hem ‘even driftig als goedhartig’. Volgens de Amsterdamsche Courant van 9 Maart 1821 onderscheidde hij zich door helderheid van oordeel, rondborstigheid, hulpvaardigheid en weldadigheid, en werd hij door de amsterdamsche burgerij als een vader en weldoener betreurd. Zijn stoffelijk overschot is te Diemen begraven.
Zie: Breen, De Regeering van Amsterdam, gedurende den Franschen tijd, in het 12e Jaarboek van Amstelodamum (1914); Vaillant, Wapenboek der Amst. Regeeringsleden sedert 1795; Colenbrander, Gedenkstukken V, 377, 387; VI, 40, 192, 528; van Lennep, Leven van Mr. D.J. van Lennep I, 354, 358; II, 5; van der Vijver, Beschrijving van Amsterdam IV, 113.
Breen