[Broucke, Mr. Johan van den]
BROUCKE (Mr. Johan van den), geb. te Dordrecht 10 Aug. 1693, overl. aldaar 29 Oct. 1737, was de zoon van Mr. Mattheus van den Broucke en Johannetta van der Burch. Hij werd na voltooiing zijner studiën advocaat te Dordrecht, in 1732 lid van het college der Achten, en in 1733 schepen en oudraad. Hij beoefende de Latijnsche taal, en schreef daarin verzen, die vier jaren na zijn dood werden uitgegeven onder den titel: Jani van den Broucke Senatoris Dordraceni Poëmata (Dordrechti Apud Joannem van Braam Civitatis Typographum MDCCXLI).
Voorin vindt men twee brieven van Joannes Jensius, toenmaals te Rotterdam werkzaam maar voorheen te Dordrecht, en leermeester van Johan van den Broucke, aan Johan van der Burch en van dezen aan Jensius. J.W. van Steenbergen schreef een latijnsch vers, gericht aan Johan van der Burch JCtus. De gedichten zijn meest over onderwerpen uit de oudheid, clegieën en tot enkele personen als Franciscus Bochoven, Joannes van Braam, Johan Halling, Cornelis Vrolijkhert, Johannes Jensius; ook zijn er Paraphrasen van eenige Horatiaansche oden.
Uit Ms. Aanteekeningen.
van Dalen