[Brandeler, Mr. Johan Jacob van den, (2)]
BRANDELER (Mr. Johan Jacob van den), (2) geb. te Dordrecht 6 Dec. 1791, overl. aldaar 26 Sept. 1847, was de zoon van Mr. Johan (2) en Alida Petronella van Nievelt. Hij werd 13 Juli 1814 te Leiden tot Meester in de rechten bevorderd op een Spec. de origine, fatis et officiis Jurisconsultorum en vestigde zich in zijn geboortestad als advocaat. In 1829 werd hij lid der Rechtbank van den eersten aanleg, en daarna der Arrondissementsrechtbank. Zijn zwakke gezondheid dwong hem, die betrekking in 1837 neder te leggen.
Uit zijn huwelijk met Anthonetta Wilhelmina Vriesendorp sproten geen kinderen. Hij beoefende ook de Latijnsche en Nederlandsche dichtkunst. Van zijn gedichten zijn gedrukt: Uitboezeming bij het afsterven van den Wel- Eerw. en Zeer Gel. Heer Ewaldus Kist, in leven Predikant te Dordrecht, overleden 20 Maart 1822. Uitgegeven ten voordeele van de Nederd. Gereformeerde Armen (Dord. 1822); Tranen en bloemen op het graf van mijnen vriend den Wel- Eedel geboren Heer Mr. Hendrik Melchior Vockestaert, in leven Officier bij de Arrondissements- Regtbank te Dordrecht, overleden aldaar 25 Febr. 1840 (Dord. 1840). Verder eenige gedichten in Daphné. Hij was lid van de Mij. der Nederl. Letterkunde sedert 1827.
Zie: Hand. Letterk. 1848, 30; Het Geslacht van den Brandeler ('s Grav. 1879).
Van Dalen