[Brand, Johan Arnold]
BRAND (Johan Arnold), broeder van den voorg., geboren 1786 te 's Gravenhage, overl. 19 Aug. 1849 op zijn buitenverblijf Hoogwerf onder Loosduinen; studeerde te Leiden in de rechten (ingeschr. 26 Mrt. 1806), en promoveerde 1810 tot Phil. Mr. op een Diss. theses aliquot continens ex variis quae ad philosophiam pertinent disciplinis selectas (L.B. 1810), en tot Dr. in de Rechten op een Diss. theses aliquot exhibens ex nonnullis, quae ad jurisprudentiam faciunt, disciplinis depromptas (L.B. 1810).
Hij vestigde zich als advocaat in den Haag, werd 1828 officier bij de Rechtbank van eersten aanleg te Leiden, 1833 raadsheer in het Hooggerechtshof, werd 1842 vice-president en 1844 president.
Hij schreef: Nadrukkelijk betoog van de voortreffelijkheid van den mensch (bekroond door de Mij. tot nut van 't algemeen, 1813); Hulde aan M.A. de Ruyter (1827).
Zie: Algem. Konst- en Letterbode 1828, II, 371; Handel. Letterk. 1850, 92-95; Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Woordenboek 107.
Molhuysen