[Bosman, Jan]
BOSMAN (Jan), geb. te Rotterdam 26 Oct. 1750, overl. te Groningen 8 Jan. 1804; zoon van Jan Bosman en Maria Doorschot. Hij studeerde te Leiden theologie (ingeschr. 7 Sept. 1771), werd predikant te Opperdoes (1779), de Beemster (1780), Geervliet (1783); van hier werd hij 1794 te Groningen tot prof. in de Wijsbegeerte benoemd, als opvolger van van Voorst, en hield 26 Nov. 1794 zijn inaugureele rede de Insigni utilitate e lectione Ciceronis in philosophiae cultores redundante. Hij was er 14 Juni 1794 honoris causa tot Phil. Dr. gepromoveerd, en 25 Nov. 1795 tot Theol. Dr., eveneens honoris causa. In 1795 werd hij ook tot academieprediker aangesteld. Een beroep als predikant naar Rotterdam in 1797 sloeg hij af. 1802/3 was hij rector magnificus. Een redevoering, 19 Dec. 1799 uitgesproken naar aanleiding van het terugtrekken der Engelschen en Russen uit Noord-Holland, is gedrukt.
Hij was gehuwd met Maria Clasina van Crimpen; een dochter, Elisabeth, huwde Samuel Tresling, later Mr. J. le Maire.
Zie Boeles, achter Jonckbloet, Gedenkboek 104; Album Studiosorum Acad. Gron. (1915) 496.
Molhuysen