[Borcherds, Petrus Borchardus]
BORCHERDS (Petrus Borchardus), geb. te Kaapstad 8 Juli 1786, de schrijver van An Auto-Biographical Memoir of Petrus Borchardus Borcherds, Esq: being a plain narra tive of occurences from early life to advanced age; was de zoon van Meent Borcherds, predikant te Stellenbosch, en Aletta Jacoba de Wit, de dochter van een vermogend Kaapsch grondbezitter, die het eerst aloë in Zuid-Afrika verbouwde en naar Europa uitvoerde. Hij genoot zijne ecrste opleiding op de dorpsschool van Stellenbosch, bij meester George Knoop, dien hij in zijne autobiographie meermalen dankbaar herdacht heeft, en daarna het onderricht zijns vaders en dat van Dr. Dolling, den kapelaan van admiraal Sir Hugh Christian, die over de Britsche vloot in de Tafelbaai het bevel voerde. In den loop van het jaar 1800 kwam hij op het kantoor van den Secretaris van Stellenbosch, Johannes Wege, die tegelijk de notarieele praktijk uitoefende en werd het volgende jaar daar als jongste klerk aangesteld, maar verkreeg in het laatst van September verlof om den Heer Petrus Johannes Truter, die door de Regecring was uitgezonden om met de kafferstammen buiten de grenzen der kolonie handelsbetrekkingen aan te knoopen, te vergezellen. Op deze reis, die van 1 October 1801 tot 25 Januari 1802 duurde, hield Borcherds, onder leiding van Truter, het reisjournaal en de boekhouding en ontving van diens ambtgenoot, Dr. William Somerville, onderricht, terwijl de secretaris, de bekende Samuel Daniel, hem van nabij het grootste gedeelte der dieren en der inboorlingen liet zien, van welke afbeeldingen in diens te Londen uitgegev. bekend werk over Zuid-Afrika voorkomen. Na zijne thuiskomst werd hij andermaal op de Secretarie van Stellenbosch geplaatst, maar in Maart
1803 vertrok hij naar Kaapstad, waar hij, door tusschenkomst van den president van den Raad van Justitie, Mr. L.C. Strubberg, die met zijn vader te Groningen had gestudeerd, tot klerk van den Raad van Justitie werd aangesteld, eerst onder den waarnemenden secretaris Mr. Daniel Denijssen en vervolgens onder diens opvolger Mr. Gerrit Buyskes. Op diens aanbeveling kwam hij daarop op het bureau van Generaal Jansens en was daar nog werkzaam toen de kolonie andermaal door Engeland bezet werd, waarop hij naar den Raad van Justitie terugkeerde. Drie jaren later, 15 December 1809, werd hij tot secretaris van Stellenbosch aangesteld en 17 Maart 1813, tot Gedeputeerde Fiscaal d.e. tot substituut van den procureur-generaal van zijnen vroegeren chef Mr. Denyssen. In dezen gewichtigen en verantwoordelijken post, dien hij bijna tien jaren bekleedde, voldeed hij zoo goed, dat de Regeering hem verschillende andere betrekkingen opdroeg en ten slotte zelfs een zetel in het Hoog