[Bois, Govert du]
BOIS (Govert du), geb. 27 Mei 1700 te Kruiningen, overl. 28 Jan. 1747 te Franeker; zoon van Govert du Bois, predikant te Kruiningen, en Maria Swalme. Hij studeerde te Leiden 1716-25; hij promoveerde er 6 Febr. 1725 tot Phil. Dr. op een Diss. de Sono, en den zelfden dag tot Med. Dr. op een Diss. de Auditu. Na 4 jaar als geneesheer te Haarlem gevestigd te zijn geweest, werd hij Oct. 1729 tot prof. in de philosophie te Franeker benoemd, als opvolger van Oosterdijk Schacht, die naar Utrecht vertrokken was. Eerst 15 Maart 1731 deed hij zijn intrede met een Oratto de utilitate et necessitate matheseos in physicis (Fran. 1731); Maart 1738 werd hij tevens tot prof. Medicinae et Anatomes benoemd; zijn inaugurale Oratio pro Anatome hield hij 20 Febr. 1739. In 1744 werd hem ook het onderwijs in de Botanie opgedragen.
Hij huwde 1729 met Antoinette Werners, wed. van Dr. D. Schukking te Haarlem; zij hertrouwde (1749) na zijn dood met Dr. Tib. Lambergen en nadat deze in 1763 overleden was, in 1767 met T.J. Cloek de Berenclauw.
Zijn portret door B. Accama in het Stadhuis te Franeker.
Zie: H.J. Janssen in Jaarboekje Zeeland 1852, 201; Boeles, Frieslands Hoogeschool II, 431; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I, 49.
Molhuysen