[Boinghus, Boynghus, Boyng, Boyen]
BOINGHUS, Boynghus, Boyng, Boyen, was een der verdienstelijkste abten der Cisterciënserkloosters Termunten en lhlo of Godsschool bij Aurich, waar hij in de eerste helft der XVe eeuw leefde, als een krachtig hersteller der regeltucht in de friesche kloosters. Boyngus was 1407 reeds abt in Termunten of St. Benedictus, volgens de Kroniek van Bloemkamp, welke hem verkeerd Goingus noemt.
Boyen, een man van groote wilskracht, bezat de noodige gaven om niet alleen zijn eigen klooster, maar alle abdijen van Friesland, zooals Klaarkamp, Bloemkamp, Aduard, en de vrouwenabdijen zijner orde, uit hun droevig verval terug te brengen tot eene ernstige kloostertucht.
De westersche scheuring in de Katholieke Kerk was een der grootste oorzaken geweest van het verval der kloosterorden, vooral ook der Cisterciënserorde, die daardoor in twee deelen gesplitst was. De abdijen van Noord-Nederland erkenden Cîteaux, onder de obedientie van Avignon, niet meer als het hoofd der orde en namen geen deel meer aan het generaal-kapittel aldaar gehouden. Wel werden op bevel van den Paus van Rome eenige kapittels gehouden door de Cisterciënserabdijen zijner obedientie, doch gezag en discipline vervielen wegens de verbroken organisatie, zoodat de willekeur der abten en de overtredingen der ordevoorschriften ongestraft bleven. Vooral in Friesland was het treurig in de kloosters gesteld, en was een man noodig van groote deugd en krachtig beleid. Deze man was Boyen, zooals blijkt uit de weinige en zeer verspreide bescheiden over zijn persoon en wijze van werken.
Boyngus, de abt van Menterne of Termunten, verscheen 1408 voor de eerste maal te Cîteaux op het generaal-kapittel. Daar werd hij belast de abten, monniken en nonnen der orde in Friesland, die zich gedurende verscheidene jaren aan het gezag van het kapittel te Cîteaux hadden onttrokken, te ontslaan van de straffen en censuren, die zij zich hierdoor op den hals hadden gehaald. Tevens werd hem, omdat hij zich nederig aan het kapittel had onderworpen, de gratie toegestaan, dat hij den biechtvader in het nonnenklooster Midwolde, door hem aangesteld, verlof mocht geven om vleesch te eten. Opnieuw trof men het volgend jaar Boyen aan te Cîteaux, waar een zeer talrijke vergadering van abten tegenwoordig was, omdat