meester van Holland, vestigde hij zich te 's Gravenhage, terwijl hij 31 Mrt. 1611 werd gecommitteerd ter Generaliteits-Rekenkamer.
Hij werd evenwel nog tot gewichtiger staatsbetrekkingen geroepen, want 6 Mei 1613 ontving hij van de Staten-Generaal commissie als lid van den Raad van State en in het daarop volgend jaar werd hij aangesteld tot raad in het Hof van Holland (Commissie Staten v. Holland 24 Mrt. en Staten v. Zeeland 28 Mrt. 1614). In die hoedanigheid werd hij in 1615 in commissie naar Leeuwarden gezonden om de twisten tusschen de leden der Regeering aldaar bij te leggen.
Hij huwde tweemaal: 1o. te Edam in 1597 Geertruid van Gael, dochter van Volkert van Gael (huwelijksvoorwaarden 29 Jan. 1597) en 2o. te Delft 25 Mei 1604 Margaretha Duyst van Beresteyn, dochter van Paulus Corneli sz. van Beresteyn en Volkera Knobbert gezegd Nicolai, geb. 19 Jan. 1581, overl. 9 Mei 1635 (huwelijksvoorwaarden 8 Mei 1604). Hij testeerde 19 Febr. 1601 voor schepenen van Monnikendam en 13 Aug. 1620 voor notaris C. Vosmer te 's Gravenhage. Zijn tweede vrouw testeerde 27 Febr. 1634 voor notaris W. Langue te Delft.
Eén kind uit het eerste huwelijk: Volkert (kol. 138) en 6 kinderen uit het tweede huwelijk: Lidia of Liedewij, st. jong; Johan, doofstom, st. ongeh. in den ouderdom van 60 jaar (zijn portret op een familietafereel bij Jhr. Teding van Berkhout te Haarlem); Paulus (1) (kol. 133); Lydia, geb. 16 Mei 1607, overl. te Delft 18 Jan. 1665, geh. te Delft 20 Juli 1636 met Govert Brasser, eerst raad en pensionaris van Delft, daarna tresorier generaal der Vereenigde Nederlanden (haar portret bij Jhr. Teding van Berkhout, huize Hoenlo bij Deventer, en op een familietafereel bij Jhr. Teding van Berkhout te Haarlem; dat van haar man eveneens op Hoenlo); Geertruid, geb. 15 Dec. 1610, overl. 31 Mrt. 1636, geh. te Delft 22 Mei 1633 met Hugo Brasser, baljuw van Haringkerspel; Cornelia, geb. 5 Oct. 1614, overl. te Delft 12 Oct. 1680; geh. te 's Gravenhage 1 Febr. 1640 met den luit.-admiraal Maarten Harpertsz. Tromp (haar portret door M.J. Mierevelt en een door een onbekende bij Jhr. Teding van Berkhout, huize Hoenlo bij Deventer, een door J. Lievens en een door een onbekende in het Rijksmuseum); Maria, geb. 5 Oct. 1614, overl. 6 Oct. 1682, geh. Nov. 1641 met Mr. Nicolaas de Bye, eerst pensionaris van Monnikendam en daarna raadsheer in den Hoogen Raad (zijn portret in de Stadsbibliotheek te Haarlem); en Margaretha, geb. 16 April 1619, overl. 19 Apr. 1675, geh. in 1643 met Jhr. Jan van Egmond v.d. Nieuburg, president schepen van Alkmaar, bewindhebber der O.I. Comp.
Berkhout was remonstrantschgezind en bevriend met Oldenbarnevelt. Den dag voor diens gevangenneming had hij hem nog gewaarschuwd voor het Iot, dat hem te wachten stond. Toen Oldenbarnevelt's papieren in beslag waren genomen, maakte hij zich ongerust over een schrijven door hem uit Friesland aan den advocaat gericht dat ‘seer naer vrijheijt smaacte’, maar door bemiddeling van Albert Bruininck, die met de inbeslagneming was belast, kreeg hij dit stuk terug.
Berkhout, wiens naam genoemd wordt onder de voornaamsten, die de droogmaking van de Beemster bevorderden, was ook een der hoofdparticipanten in de Magelaansche Compagnie.
Op het Rijks-archief berusten nog de korte