[Baum, Johan Christian]
BAUM (Johan Christian), geb. 1739 te Oldendorff in het graafschap Ravensberg, overl. te Amsterdam in 1806. Hij had onder J.S. Semler te Halle gestudeerd en was zijn geesteskind. Nadat H. van Garel hem in het Nederlandsch had onderwezen, deed hij, tot luthersch pred. in Zierikzee beroepen, 31 Juli 1763 aldaar zijn intrede. Hij bleef er tot 2 Maart 1774, toen hij naar Amersfoort vertrok. Van hier ging hij naar Kuilenburg, waar hij 20 Juni 1779 intrede deed en vertrok 17 Aug. 1783 om voortaan de Amsterdamsche gemeente te dienen. Hij was een geleerd man, ernstig en waardig, maar in zijn spreken miste hij de noodige warmte. In de dagen van strijd, die na zijn komst in de Amsterdamsche gemeente begonnen, nam hij een belangrijke plaats in, en hij, die wegens onrechtzinnigheid was aangeklaagd, is een dergenen, die door het onderschatten van de beteekenis der tegenpartij, de scheuring in de gemeente hebben bewerkt. Hij gaf verschillende werken uit:
Proeve over het gebed zoover de christel. geloofsleere hetzelve in overweging neemt, of over het wondergebed der Profeten, en over het gewone gebed aller godsdienstigen in 't gemeen (1e dr. 1778, 2e druk (met naam) 1779, 's Grav.). Dit werk werd in de Algem. vaderl. letteroefeningen gerecenseerd en ‘de Luth. koster en schoolleeraar’, die zich in deze dagen zeer roerde, schreef naar aanleiding daarvan een zijner vele brieven; De Messias, Israels Koning, of proeve over het Koninkrijk van Christus (1e. dr. 1780 (z.n.), 2e dr. 1783 (met naam), 's Grav.). Dit werk werd door F.G.C. Rütz in het Duitsch vertaald: Versuch über das Nationalreich Christi (Göttingen 1783); De voetstappen der leere van 's menschen leven na den dood, in de schriften van het Oude Verbond ('s Grav. 1782. 2 deelen); voorts eenige strijdschriften: Reekenschap van een Christen leeraar aan zijne gemeente, leerrede over den 3 Art. der Augsb. Confessie (1791, Amsterdam G. Daalwijk; door A.F.G. Glaser in het Hoogd. vertaald (Lingen 1791); Aanmerkingen en bijvoegsels tot zijn leerrede over den 3 Art. der Augsb. Geloofsbetijdenis (1792, herdrukt met een latere toegifte, 14 Juli 1792). Vermoedelijk schreef hij ook onder het pseudoniem: Martinus Fels: Snuiter voor het oude Licht (Amsterdam, Borchers.)
Zijn portret is gegraveerd door C. Bogerts, R. Vinkeles, J.G. Visser e.a.
Zie: Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdragen tot de gesch. der