[Alewijn, Abraham (1)]
ALEWIJN (Abraham) (1), geb. 16 Nov. 1664 te Amsterdam, gest. 4 Oct. 1721 te Batavia, zoon van Martinus Alewijn (1634-84) en Anna Hooftman (1641-89), achterkleinzoon van Dirk (1) (kol. 31), schijnt te Leiden en te Utrecht gestudeerd te hebben (een Abraham Alewijn, Amstelo-Batavus is 1685 te Utrecht, een Abrahamus Alewijn Amstelodamo-Batavus, volgens opgave 20 jaar oud, is 4 April 1682 te Leiden ingeschreven) en promoveerde 19 October 1685 te Utrecht in de rechten. Of hij koopman of advocaat is geweest, is niet zeker. Hij had een landhuis te 's Graveland, waar hij dikwijls vertoefde, hield zich met letterkundigen arbeid bezig en deed aan muziek. In Juli 1704 huwde hij de 18-jarige Sophia Beukers; bij zijne ondertrouw wordt hij advocaat genoemd. Kort na 1707 schijnt hij, om welke reden is onbekend, naar Indië te zijn gegaan en in 1714 was hij koopman te Batavia, waar hij in 1715 tot schepen werd gekozen, terwijl hij nog in hetzelfde jaar tot raad van justitie werd aangesteld. In 1721 werd hij benoemd tot advokaat-fiskaal, eene betrekking, die hij ook al ad interim een poos had waargenomen, maar nog in hetzelfde jaar stierf hij.
De letterkundige nalatenschap van Alewijn is vrij uitgebreid en van allerlei aard. In 1693 verscheen zijne Amarillis, Bly- Eindend Treurspel, eigenlijk een zangspel, ‘ten deel ontleend’ aan Guarini's Pastor fido, in 1694 de Zede en Harpgezangen. Met Zangkunst verrykt door David Petersen (herdr. in 1715 en 1733), een bundel van stichtelijken aard. De Harderszangen. Met Zangkunst verrykt door N.F. le Grand, volgden in 1699 (herdr. in 1716) en in hetzelfde jaar het zangspel Harders Spel. Ter Bruiloft van .... Frederik Wilhelm Mandt, en ... Maria van Blyswyk. Een ander zangspel, z.j. verschenen, is Orpheus Hellevaart om Euridice, een derde Harders Spel ter Eere van .... Cornelia Pruimer .. (1702); zij zijn alle herdrukt in de Zede en Harpgezangen (1715). Afzonderlijk gedrukt werd de Eereboog ter Eeuwighe Gedachtenisse der Roemruchtige Oorlogsdaden van J. Churchil, Hertoog van Marleborough, één der weinige gedichten, die Alewijn op politieke of krijgsgebeurtenissen heeft geschreven.
In 1702 trad hij als blijspeldichter op met De bedrooge woekeraar (herdr. in 1739), dat het vol-