school; daarnaast deed hij wetenschappelijk werk. Van zijn publicatiẽen zijn te noemen: Μωϱἰας ἐγκωμίυν id est Stultitiae laus. Erasmi Roterodami declamatio. Ad fidem editionis antiquae Frobenii. Figuris Holbenianis ornata. Cum duabus Erasmi epistolis, ad Martinum Dorpium et ad Thomam Morum. Accessit dialogus Epicureus (Hornae 1839) en Hugonis Grotii et Famiani Stradae Latinitas. Loca selecta e Grotii Annalibus et Stradae De bello Belgico decadibus. Pars prima (Hornae 1843; verder niet verschenen), ten slotte Letterkundig leven van Marcus Tullius Cicero, in zijne kindschheid en eerste jongelingsjaren (Hoorn 1866). Terwijl deze arheid vrijwel verouderd is, heeft Abbing werk van meer beteekenis verricht door zijn studiën over de geschiedenis van Hoorn; eerst gaf hij een Beknopte geschiedenis der stad Hoorn en Verhaal van de stichting, voltooiing en verfraaying van de Groote kerk tot op den brand .... op den 3en Augustus 1838. Met platen (Hoorn 1839); vervolgens beschreef hij uitvoerig de Geschiedenis der stad Hoorn, hoofdstad van Westfriesland, gedurende het grootste gedeelte der XVII en XVIII eeuw, of Vervolg op Velius' Chronyk, beginnende met het jaar 1630. Met aanteekeningen en bijlagen (Hoorn 1841, 1842; 2 dln.), die doorloopt tot 1773 en voor deze materie nog altijd veel wordt geraadpleegd.
Abbing huwde 10 Juli 1828 te Hoorn Barbera Maria Henriette Alewijn, die hem 22 Jan. 1868 ontviel.
Zie: W.H.D. Suringar in Levensb. Lett. 1873, 145 vlg. (met bibliographie).
Brugmans