[Wüppermann, Ludewig Philipp]
WÜPPERMANN (Ludewig Philipp), geb. 4 Mei 1808 te Osnabrück, gest. 1 Aug. 1861 te Amersfoort. Hij studeerde van 1823 tot 1826 aan de Veeartsenijschool te Hannover en vestigde zich, na met goed gevolg afgelegd examen, als veearts te Dissen. Dat hij zich hier niet alleen op de praktijk toelegde, wordt bewezen door de uitgaaf in 1832 te Osnabrück van: Handbuch der Hyppologie oder die Lehre von der Schätzung des Pferdes auf dessen öconomischen und pecuniären Werth. Het jaar daarna zag van zijn hand te Osnabrück het licht: Gemeinnütziges Vieharzneibuch oder kurze und gründliche Anweisung für Viehbesitzer, Oeconomen und Landleute, etc.
Bij de uitgaaf van dit laatste boek bezat hij reeds zijn aanstelling als adjunct-paardenarts bij het nederlandsche leger, want deze dagteekent van 27 Juni 1833. Tot 1839 vertoefde hij in de noordbrabantsche kantonnementen. Wegens de algemeene inkrimping van het leger na de scheiding van België werd hij eerst 23 Dec. 1848 benoemd tot paardenarts, een titel die weldra door dien van paardenarts 2e klasse werd vervangen. Op 19 April 1857 werd hij paardenarts 1e klasse.
Zijn vrijen tijd wijdde hij in hoofdzaak aan zijn geliefkoosde studie: de natuurkunde. Dat dit met vrucht geschiedde, bewijst zijn Abhandlung über das Wesen der Imponderabilien (Utrecht 1849, 2 dln.). In 1855 verscheen te Amsterdam van zijn hand: Gedachten en opmerkingen omtrent den dienst der paardenartsen van het Nederlandsche leger. In 1858 gaf hij te Haarlem uit: De leerwijze van den Amerikaanschen paardentemmer J.S. Rarey, om de wildste en weerspannigste paarden spoedig te bedwingen en af te rigten. Naar de Engelsch-Duitsche uitgave. En evenzoo: Het theoretische en praktische hoefbeslag. Handleiding tot het doelmatig beslaan en behandelen van gezonde en zieke hoeven. Bovendien schreef hij in de Verhandelingen over verschillende Veeartsenijkundige Onderwerpen, XI en XII: Over het afwisselend veelvuldig voorkomen van sommige ziekten, over influenza, enz. In 1858 woonde hij in Hannover de manoeuvres bij van het 10de duitsche bondsarmeekorps; het daarover uitgebracht verslag werd door den Minister van Oorlog zeer geprezen.
Reeds in dit jaar deden zich bij Wüppermann de verschijnselen voor van een maaglijden, dat hem een langdurige ziekte bezorgde en waaraan hij overleed.
Schimmel